Woordsoorten

Nederlands 10-1
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons aan de zijkant
  2. Mededeling + uitleg boekverslag
  3. Datum SO Taalverzorging H1,2,3
  4. Uitleg Grammatica Woordsoorten
  5. Zelfstandig werken
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands 10-1
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons aan de zijkant
  2. Mededeling + uitleg boekverslag
  3. Datum SO Taalverzorging H1,2,3
  4. Uitleg Grammatica Woordsoorten
  5. Zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Mededeling
Micha, Valicya, Yusuf, Melanie, Feyza en Meryem
moeten nog toetsen bio maken en/of beeldende vorming opdrachten inleveren.

Ga naar de docent en maak een afspraak om dit te doen!


Slide 2 - Slide

Boekverslag
In deze periode ga je zelf een boek lezen en maak je daarover een verslag. 

Voor dit verslag krijg je een document (format) met een aantal vragen. Dit document staat in Magister.me. 


Slide 3 - Slide

Boekverslag
Uiterlijk maandag 17 januari geef je door welk boek je leest.
  • Kijk in de boekenkast of je nog boeken hebt of ga naar de bieb om een boek te lenen (je kan een gratis pas aanvragen)
  • https://12-15.jeugdbibliotheek.nl/home.html
  • Neem je leesboek ook mee naar school! 

28 februari is de deadline voor het inleveren van het verslag.

Slide 4 - Slide

Datum SO Taalverzorging
Hoofdstuk 1 (zinnen in zinsdelen verdelen, samengestelde zinnen, persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd)
Hoofdstuk 2 (woordsoorten, samengestelde zinnen maken, hoofdletters en leestekens)
Hoofdstuk 3 (werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp, voltooid deelwoord)

Maandag 24 januari. De SO telt 1x mee.

Slide 5 - Slide

Zinnen in zinsdelen verdelen
Grammatica zinsontleding

Je verdeelt de zin in 
zinsdelen/blokken.
  1. Persoonsvorm (pv)
  2. Werkwoordelijk gezegde (wwgez)
  3. Onderwerp (ow)
  4. Lijdend voorwerp (lv)

Grammatica Woordsoorten

Je benoemt ieder woord in de zin. Je kan meerdere woordsoorten in een zin hebben.
  1. Werkwoorden (ww)
  2. lidwoorden (lw)
  3. Zelfstandige naamwoorden (zn)
  4. Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
  5. Voorzetsels (vz)

Slide 6 - Slide

Verschil
Bij grammatica zinsontleding komt ieder blokje één keer voor (behalve bwb).

Bij grammatica woordsoorten kunnen meerdere woordsoorten in een zin voorkomen.

Slide 7 - Slide

Verschil

Slide 8 - Slide

Grammatica woordsoorten
Je benoemt ieder woord in de zin. Je kan meerdere woordsoorten in een zin hebben. Deze woordsoorten moet je kennen:
  1. Werkwoorden (ww)
  2. lidwoorden (lw)
  3. Zelfstandige naamwoorden (zn)
  4. Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
  5. Voorzetsels (vz) 

Slide 9 - Slide

Lidwoord & Zelfstandig naamwoord
Er zijn drie lidwoorden (lw) --> de, het & een
Lidwoorden staan voor zelfstandige naamwoorden (zn)

Zelfstandige naamwoorden zijn:
  1. Mensen
  2. Dieren
  3. Dingen
  4. Namen

Slide 10 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
Twijfel je of een woord een zelfstandig naamwoord is? Doe de check!
  1. Kan er voor het woord een lidwoord?
  2. Kan je van het woord een meervoud maken?
  3. Kan je van het woord een verkleinwoord maken?

Ja? --> zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Slide

Voorbeeld: lopen

Lidwoord: de/het lopen?
Meervoud: lopenen?
Verkleinen: lopentje?

Nee --> Werkwoord



Voorbeeld: Vlag

Lidwoord: de vlag
Meervoud: de vlaggen
Verkleinen: het vlaggetje

Ja --> Zelfstandig naamwoord

Slide 12 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord (bn) 
zegt iets over het zelfstandig
 naamwoord. 



Slide 13 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Bij het bijvoeglijk naamwoord hoort ook
het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

Het bijvoeglijk naamwoord is dan 
gemaakt van een stof of materiaal.

Gouden, houten, stoffen, zilveren, etc.


Slide 14 - Slide

Voorzetsels
Een voorzetsel (vz) is een kort woordje dat vaak een tijd of plaats aangeeft. 

Tip --> kleine woordjes die
 je '... de kist' kan zetten




Slide 15 - Slide

Hoeveel lidwoorden heeft de volgende zin:
De jongen kust het meisje
A
1
B
2
C
3
D
geen

Slide 16 - Quiz

Een oude man steekt de straat over.

Hoeveel ZN heeft deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
geen

Slide 17 - Quiz

Benoem de ZN in de zin:

Een oude man steekt de straat over.

Slide 18 - Open question

Jantje fietst altijd heel hard door de straat.
Wat is het werkwoord in deze zin?
A
Jantje
B
straat
C
fietst
D
geen WW

Slide 19 - Quiz

Benoem het BN in de zin:

Ik heb geen zin in deze stomme lockdown!

Slide 20 - Open question

Benoem de BN's en zeg of ze stoffelijk of gewoon zijn:
'Heb jij een zilveren, gouden of neppe horloge?'

Slide 21 - Open question

1

Slide 22 - Video

00:10
Hoeveel voorzetsels heb je gehoord en welke?

Slide 23 - Mind map

Welke voorzetsels zie je in de zin:
'Ik kom even langs en deel aan iedereen een cadeautje uit.'

Slide 24 - Open question

Welke ZN zie je in de zin:
'Ik kom even langs en deel aan iedereen een cadeautje uit.'

Slide 25 - Open question

Zelfstandig werken
Maak de volgende opdrachten:
1 t/m 5 op blz. 56-57

Dit is huiswerk voor de les van vrijdag

Slide 26 - Slide