Chap. 2: Récapituler grammaire A + B

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Programme:

• Décrire un objet
• Récapituler l'adverbe
• Récapituler les verbes irréguliers
• Connecteurs

Lesdoelen:

• Je kunt een object omschrijven
• Je kent het verschil tussen het bijwoord het bijv. nw en kan deze in een zin plaatsen
• Je weet welke WW niet volgens de normale regels worden vervoegd

Décrire un objet

Beschrijf een object en vertel:

1 waarvoor je het gebruikt

2 waartoe het dient

3 welke vorm het heeft

4 waarvan het gemaakt is

L'adjectif et l'adverbe

Noteer beide:

moeilijk

lang

goed

elegant

intelligent

C'est une phrase ..., je ne connais pas la réponse.

Rester assis = l'adverbe

Rester debout = l'adjectif

J'ai déja travailler ... donc je suis fatigué(e).

Rester assis = l'adverbe

Rester debout = l'adjectif

Tu as ... entendu?

Rester assis = l'adverbe

Rester debout = l'adjectif

Elle est vraiment ...

Rester assis = l'adverbe

Rester debout = l'adjectif

Mes parents parlent souvent ...

Rester assis = l'adverbe

Rester debout = l'adjectif

Wat is de normale regel?

Let op: ongeacht het WW

1. Passé composé

2. Imparfait

3. Futur simple

4. Conditionnel

Les connecteurs

Wat: Raad de betekenis van de 'connecteurs'.

Maak groepjes van 4/5 leerlingen. 

Les connecteurs

Wat: Onderstreep de 'connecteurs' in de tekst en schrijf de betekenis erbij. 

Begin bij tekst 1.