Taal thema 8

Wat is de vrouwelijke vorm van :
Hertog?
1 / 24
next
Slide 1: Open question
NederlandsBasisschoolGroep 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is de vrouwelijke vorm van :
Hertog?

Slide 1 - Open question

Wat is de vrouwelijke vorm van:
Leraar

Slide 2 - Open question

Wat is de vrouwelijke vorm van:
Bloemist

Slide 3 - Open question

Je .... hier goed spelen (kunnen)

Slide 4 - Open question

Je ... hier in bomen klimmen (mogen)

Slide 5 - Open question

Belle ... dat niet. Ze ... vast vallen
(willen, zullen)

Slide 6 - Open question

Welke gesloten vraag hoort erbij:
Welke kaarten wil jij hebben?
A
Heb je deze kaarten?
B
Moet je deze kaarten hebben?
C
Wil je deze kaarten hebben?

Slide 7 - Quiz

Waar spelen we vandaag?
A
Gaan we vandaag spelen?
B
Spelen we vandaag bij jou of bij mij?
C
Spelen we vandaag?

Slide 8 - Quiz

Wie gaat er mee?
A
Gaan jullie mee?
B
Gaan jullie weg?
C
Mogen jullie mee?

Slide 9 - Quiz

De volwassen man zorgt voor zijn moeder.
Wat is het werkwoord?
A
Zorgt
B
De
C
Moeder
D
Volwassen

Slide 10 - Quiz

De volwassen man zorgt voor zijn oude moeder.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
zorgt
B
voor, moeder
C
volwassen, oude
D
man, moeder

Slide 11 - Quiz

De volwassen man zorgt voor zijn oude moeder.
Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
De, oude
B
Man, moeder
C
volwassen, oude
D
zorgt

Slide 12 - Quiz

De volwassen man zorgt voor zijn oude moeder.
Wat is het voorzetsel?
A
De
B
man
C
oude
D
voor

Slide 13 - Quiz

Hij pakt de goede medicijnen.
Wat is het werkwoord?
A
Pakt
B
hij
C
medicijnen
D
goede

Slide 14 - Quiz

Hij pakt de goede medicijnen.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Hij
B
pakt
C
Medicijnen
D
goede

Slide 15 - Quiz

Hij pakt de goede medicijnen.
Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
Hij
B
Pakt
C
goede
D
medicijnen

Slide 16 - Quiz

Ook helpt hij graag in de keuken.
Wat is het werkwoord?
A
Ook
B
Keuken
C
Helpt
D
graag

Slide 17 - Quiz

Ook helpt hij graag in de keuken.
Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
Ook
B
graag
C
Helpt
D
keuken

Slide 18 - Quiz

Ook helpt hij graag in de keuken.
Wat is het voorzetsel?
A
Hij
B
Graag
C
de
D
In

Slide 19 - Quiz

Wat doet een verpleegkundige?
A
Vermaken
B
Verzorgen
C
opereren
D
inspireren

Slide 20 - Quiz

'Van veel dingen verstand hebben'
Wat past daar het best bij?
A
Van alle markten thuis zijn
B
de tijd van je leven hebben
C
iets op papier zetten

Slide 21 - Quiz

Wat ben je als je ergens veel verstand van hebt?
A
kritisch
B
neutraal
C
Deskundig
D
Detective

Slide 22 - Quiz

Wat betekent: ergens aan toe komen?
A
Nadenken wat je wilt worden
B
naar de winkel gaan
C
De tijd vinden om iets te doen
D
naar een andere plaats gaan

Slide 23 - Quiz

Wat is een ander woord voor: behalen?
A
Bereiken
B
bedenken
C
willen
D
verwachten

Slide 24 - Quiz