1 vmbo-bk thema 5.5: Waarneming en gedrag: Gedrag

1 vmbo-kgt thema 5 Waarneming en gedrag
5.5 Gedrag
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1 vmbo-kgt thema 5 Waarneming en gedrag
5.5 Gedrag

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
herhalen 5.1, 5.2, 5.3, 5.4
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 5.5 Gedrag
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Een zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Wat is een prikkel?
A
invloed uit de omgeving op een organisme
B
reactie van een mens of dier op iets
C
een zintuig
D
een zenuw

Slide 5 - Quiz

Wat zijn impulsen?
A
prikkels
B
zintuigen
C
pijnpunten
D
elektrische signalen

Slide 6 - Quiz

Hoe komen impulsen van een zintuig in de hersenen?
A
Via bloedvaten
B
Via zenuwen
C
Via klieren
D
Via prikkels

Slide 7 - Quiz

Welke delen van het oog kunnen het oog draaien?
A
de oogleden
B
de oogzenuw
C
de oogspieren
D
de lens

Slide 8 - Quiz

Om te zien moet er licht in je oog komen. Via welke onderdelen van het oog komt het licht in je oog?
A
hoornvlies, pupil, lens, netvlies
B
lens, pupil, hoornvlies, netvlies
C
pupil, lens, hoornvlies, netvlies
D
netvlies, pupil, lens, hoornvlies

Slide 9 - Quiz

Hoe heet het buitenste vlies van je oog, die je oog beschermt?
A
Vaatvlies
B
Hoornvlies
C
Netvlies
D
Harde oogvlies

Slide 10 - Quiz

welk nummer is
het glasachtig lichaam?
A
1
B
2
C
3
D
5

Slide 11 - Quiz

Met welk nummer is de iris aangeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quiz

De pupil is een opening in de iris.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Een prikkel voor je oren is
A
geur
B
geluid
C
smaak
D
licht

Slide 14 - Quiz

Wat is de functie van het slakkenhuis?
A
Geeft de trilling door aan de gehoorzenuw
B
Brengt de trilling naar de hersenen
C
Zet de trilling om in een impuls
D
Zet de trilling om in een prikkel

Slide 15 - Quiz

Welk onderdeel regelt de luchtdruk in je oren?
A
Buis van Eastachius
B
Trommelholte
C
Oorschelp
D
Trommelvlies

Slide 16 - Quiz

Welk onderdeel is het trommelvlies?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 17 - Quiz

Wat is de prikkel van de ogen?
A
Geluid
B
Licht
C
Wartme/Kou
D
Pijn

Slide 18 - Quiz

Wat is de functie van het netvlies?
A
Het geeft bescherming aan het oog
B
Het vangt lichtprikkels op en zet deze om in impulsen
C
Het geleidt de impulsen naar de hersenen
D
Hierdoor lopen de bloedvaten van het oog

Slide 19 - Quiz

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe een bewuste reactie ontstaat
- kan je beschrijven wat gedrag is
- kan je benoemen waardoor gedrag wordt bepaald

Slide 20 - Slide

Inleiding
Alles wat een mens of dier doet, is gedrag.

Bijvoorbeeld lachen en naar iets kijken.
Ook geluiden maken, slapen en zelfs gewoon stilstaan is gedrag.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

De jongen fietst naar het stoplicht.
Het stoplicht gaat op rood.

Er gebeurt hierdoor van alles in het lichaam van de jongen.

Slide 23 - Slide

- Het rode licht is een prikkel voor de ogen.
- In de ogen ontstaan impulsen.
- De impulsen gaan door de zenuwen naar de hersenen.
- De jongen neemt het rode licht waar.

Slide 24 - Slide

De jongen besluit te stoppen voor het rode licht. Hij moet in de handrem knijpen.

Dat gaat zo:
- In de hersenen ontstaan impulsen.
- De impulsen gaan door zenuwen naar de spieren in de arm.
- De spieren trekken zich samen, de jongen knijpt in de handrem.
- Hij stopt voor het rode licht.

Slide 25 - Slide

5.5 Gedrag
Stoppen voor een rood licht is een bewuste reactie.
Je kiest ervoor om iets te doen.

Je hersenen sturen impulsen naar de spieren.
Je reageert op een prikkel (het rode licht).

Een reactie op een prikkel heet een respons.

Slide 26 - Slide

5.5 Gedrag
Er zijn verschillende soorten prikkels.

Iemand kan honger krijgen en gaan eten.
Honger is een prikkel in het lichaam.

Er zijn ook prikkels van buiten het lichaam.
Bijvoorbeeld: je ruikt versgebakken brood.
Een prikkel van buiten het lichaam neem je waar met je zintuigen.


Slide 27 - Slide

5.5 Gedrag
Alles wat een mens of dier doet, is gedrag.
Gedrag bestaat uit reacties op prikkels.

Stoppen voor rood licht is gedrag.
Door rood rijden is ook gedrag.

Slide 28 - Slide

5.5 Gedrag
Dingen die je doet, noem je handelingen.
Bijvoorbeeld zitten, opstaan, slapen of naar iets kijken.

Gedrag bestaat uit handelingen.

Je kunt zelf bepalen welk gedrag je laat zien.

Slide 29 - Slide

5.5 Gedrag
Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd.

Al direct na de geboorte kunnen jonge zoogdieren zich voeden door te zuigen aan de tepel van de moeder.
Dit is een voorbeeld van aangeboren gedrag.
De jongen kunnen het meteen, zonder dat ze het geleerd hebben.

Slide 30 - Slide

5.5 Gedrag
Veel gedrag van mensen en dieren is aangeleerd gedrag.
Dit gedrag ontstaat door het te leren.

Een peuter leert bijvoorbeeld met een lepel te eten.
Een kat leert om de kattenbak te gebruiken.

Slide 31 - Slide

5.5 Gedrag
Het gedrag van mensen is anders dan dat van dieren.
Veel mensen denken na over hun gedrag en ze beoordelen het gedrag van anderen.

Afwijkend gedrag wordt vaak slecht bevonden.


Slide 32 - Slide

5.5 Gedrag
Om goed te kunnen samenleven, hebben mensen normen en waarden voor hun gedrag.

Waarden zijn de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven. Voorbeelden zijn eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid en vrijheid.

Normen zijn gedragsregels. Bijvoorbeeld: je mag niet stelen.
Normen horen bij waarden.

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

VRAGEN??

Slide 35 - Slide

zelf aan de slag (Planagenda!)
5.5 Gedrag: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 7 maken Online!
(vanaf blz. 95)

Slide 36 - Slide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe een bewuste reactie ontstaat
- kan je beschrijven wat gedrag is
- kan je benoemen waardoor gedrag wordt bepaald

Slide 37 - Slide