Kern 1TH: Grammatica woordsoorten Les 19: werkwoorden herkennen

Welkom 1A!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 1A!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Deze les...
- Stil lezen
- Toets en huiswerk in agenda
- herhalen lw, zn, bn met Drilster 
- Doelen doornemen
- Uitleg Les 19: Werkwoorden herkennen
- Aan de slag!

Slide 3 - Slide

Stil lezen
Pak je boek
en ga
lekker lezen.
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Toets en huiswerk

Donderdag 15 december: Huiswerk
MNV Les 19: opdr. 1 t/m 6, 8 en 9, blz. 42-43

donderdag 22 december: SO
Les 5: Zelfstandig naamwoord en lidwoord
Les 6: Bijvoeglijk naamwoord
Les 19: Werkwoorden herkennen

Slide 5 - Slide

oefen nu met Drilster
hoofdstuk 5: lw en zn
hoofdstuk 6: bn

Slide 6 - Slide

Doelen

- Ik kan verschillende vormen van het werkwoord herkennen.
- Ik kan aangeven in welke tijd een zin staat (ott, ovt, vtt, vvt).

Slide 7 - Slide

Les 19: Werkwoorden herkennen
In elke goede zin staat ten minste één werkwoord. Een werkwoord geeft aan wat iets/iemand doet of wat er gebeurt. Je kunt een werkwoord vervoegen: je verandert het dan van vorm.

Slide 8 - Slide

Les 19: Werkwoorden herkennen
Er zijn verschillende werkwoordsvormen:
- persoonsvorm (pv): staat in de tegenwoordige of de verleden 
   tijd: ik loop, jij loopt, wij lopen, ik liep, jij liep, wij liepen.
- hele werkwoord / infinitief (wij-vorm): lopen.
- voltooid deelwoord: gelopen.
- onvoltooid deelwoord: lopend

Slide 9 - Slide

Les 19: Werkwoorden herkennen
Geef op de volgende dia's aan wat voor werkwoord het woord tussen haakjes is.

Slide 10 - Slide

Je (moet) vragen stellen als je iets niet goed begrijpt.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 11 - Quiz

Gisteravond zijn Merel en Janette naar het zwembad (geweest).
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 12 - Quiz

(Schilderde) Rowan de muren van zijn kamer blauw?
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 13 - Quiz

Morgenmiddag gaan Silvan en Lianne appeltaart (bakken).
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 14 - Quiz

Heb je deze opdrachten goed (gemaakt)?
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 15 - Quiz

Ik kan verschillende vormen van het werkwoord herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Les 19: Werkwoorden herkennen
In welke tijd een zin staat hangt af van twee dingen:
- In welke tijd staat de persoonsvorm (pv)?
- Staat er wel of geen voltooid deelwoord in de zin?

Slide 17 - Slide

Les 19: Werkwoorden herkennen
Dit zijn de mogelijke werkwoordstijden:
- onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) >> er is een pv in de tt
- onvoltooid verleden tijd (ovt) >> er is een pv in de vt

- voltooid tegenwoordige tijd (vtt) >> er is een pvtt en een vd
- voltooid verleden tijd (vvt) >> er is een pvvt en een vd

Slide 18 - Slide

Les 19: Werkwoorden herkennen
Net heeft Felicia een knalfeest gegeven.
>> voltooid tegenwoordige tijd: vtt 
>> er is een pv in de tt en er is een vd

Gisteren had Felicia een knalfeest gegeven.
>> voltooid verleden tijd
>> er is een pv in de vt en er is een vd

Slide 19 - Slide

De wedstrijd eindigt in een gelijkspel.
>> onvoltooid tegenwoordige tijd
>> er is een pv in de tt

De wedstrijd tussen Kameroen en Servië eindigde in gelijkspel.
>> onvoltooid verleden tijd: ovt
>> er is alleen een pv in de vt


Slide 20 - Slide

Oefening
Geef van de volgende zinnen aan in welke tijd ze staan:
- onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
- onvoltooid verleden tijd (ovt)
- voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
- voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 21 - Slide

De postbode heeft alle pakketjes bezorgd.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 22 - Quiz

Marnix kwam iedere dag op de fiets naar school.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 23 - Quiz

Zaterdag had ik met mijn beste vriendin geluncht in de stad.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 24 - Quiz

Gelukkig hoef ik nooit strafregels te schrijven.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 25 - Quiz

Komt er vanavond nog een spannende film op televisie?
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 26 - Quiz

Ik kan aangeven in welke tijd een zin staat (ott, ovt, vtt, vvt).
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Aan de slag!
MNV Les 19: Werkwoorden herkennen
opdr. 1 t/m 6, 8 en 9, blz. 42-43.
Heb je vragen? Stel ze nu of in de les van donderdag.

Antwoordenboeken liggen in de kast en staan in Teams.

Deze opdrachten zijn huiswerk voor donderdag 15 december.

Slide 28 - Slide