Taalcompleet B1 - Thema 3

• Nederlands
• ISK

Maandag 3 november

1. Hoe ging de toets? Bespreek deze
2. Volgende week toetsen: Lezen en Luisteren
   3 .Week erna Schrijven en Spreken
   4. Start thema 3

Taalcompleet B1 - Thema 3

OMGEVING

OMGEVING

3.1 De buurtapp

1 en 2 - Samen bespreken

3 en 4 - Zelfstandig, daarna bespreken 

Opdr. 6- Luister naar docent

Opdr. 7 Spreek samen

Opdr. 5 & 8 Huiswerk

Donderdag 30 oktober

Huiswerk bespreken op 5 en 8

Verder met 3.1
Extra grammatica: 1 of 2 (mede)klinker(s)?
Eerder pauze; Dictee toets thema 2: 
Pauze
Verder met 3.1 >werkbladen

Extra grammatica: 1 of 2 klinkers?

Doe de opdracht

opdr. 10 en 11

Woorden op -ee (meervoud op -ën)
het idee → _______
de fee → _______
de ree → _______
de knie → _______
de slee → _______

Woorden op -heid (meervoud op -heden)
de waarheid → _______
de eenheid → _______
de veiligheid → _______
de snelheid → _______
de duidelijkheid → _______

Beroepen op -eur (meervoud op -s)
de ingenieur → _______
de chauffeur → _______
de controleur → _______
de redacteur → _______
de inspecteur → _______

Aan het werk..

Opdr 13, 15 en 18 is huiswerk
Opdr 14> werkblad 3.1a
Opdr 16> werkblad 3.1b
Opdr 17>werkblad 3.1c
Opdr. 19> 3.1d
Opdr 20> Taalkaart 7 (Is huiswerk, leg de opdr. uit) 

3.2 Dit is mijn stad

Luisteren en Spreken

3.3

3.4

Quizlet

https://quizlet.com/nl/1003863393/werkwoorden-met-bijbehorende-zelfstandige-naamwoorden-flash-cards/?new

Je hebt een vrije dag. Je belt een vriend. Je zegt:

1. We zullen naar de bioscoop gaan.
2. Zullen we naar de bioscoop gaan?

Je maakt een afspraak. Je wilt de afspraak niet vergeten. Je zegt:

1. Ik zal het opschrijven
2. Zal ik het opschrijven?

Je wilt een afspraak maken met een vriendin. Je zegt:

1. We zullen volgende week maandag afspreken.
2. Zullen we volgende week maandag afspreken?

Blz 117

Maak 3 zinnen met zullen of zouden:

1. Een cake bakken 🍰
Opdracht: Vul de juiste volgwoorden in
1. ___ weeg je de bloem, suiker en boter af.
2. ___ klop je de eieren los in een kom.
3. ___ meng je alle ingrediënten tot een glad beslag.
4. ___ giet je het beslag in een bakvorm en zet je het in de oven.
5. ___ haal je de cake uit de oven en laat je hem afkoelen.

Naar school gaan 🎒
Opdracht: Zet de juiste volgwoorden in de zinnen en zet de stappen in de juiste volgorde. '
Gebruik: eerst, dan, daarna, vervolgens, ten slotte.
___ pak je je tas en controleer je of je alles hebt.
___ begin je aan je eerste les.
___ eet je ontbijt en poets je je tanden.
___ stap je op de fiets of loop je naar school.
___ sta je op en kleed je je aan.

Opdracht: Zet de juiste volgwoorden in de zinnen en zet de stappen in de juiste volgorde.
Gebruik: eerst, dan, daarna, vervolgens, ten slotte.
___ veeg je het stof van je bureau en kastjes.
___ haal je al je spullen van de vloer.
___ leg je alles netjes op zijn plek.
___ maak je de vloer schoon met een stofzuiger.
___ gooi je afval in de prullenbak.

Zelf een instructie maken ✏️
Opdracht: Bedenk zelf een korte instructie met minimaal vijf stappen.

Gebruik de volgwoorden: eerst, dan, daarna, vervolgens, ten slotte.
Kies een onderwerp, bijvoorbeeld:
Een boterham maken 🥪
Je huiswerk plannen 📚
Een plant water geven 🌱
Schrijf de instructie in vijf zinnen en let op de juiste volgorde!