Hoofdstuk 5.8 Spelling WOENSDAG 19 mei kader

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

HOOFDSTUK  5  -  SPELLING

 BOEK BLZ. 227

                                                              

doel van de les

• Je kunt verkleinwoorden op de juiste manier spellen

Terugblik vorige les

- waarom goed spellen? 

- wat moet je weten om een werkwoord in een zin goed te kunnen spellen?

Terugblik vorige les

de vraag die je jezelf moet stellen is:

in welke vorm staat het werkwoord

pv ja/nee? 

heel werkwoord ja/nee

welke tijd?

(schema blz. 225!)

schema werkwoordspelling

werkwoordsvormen

mmmmmmm

pv	persoonsvorm (tt of vt)	dweilen, dweilde
vd	voltooid deelwoord	gedweild
inf	infinitief (hele werkwoord)	dweilen
hww	klankvast	fietsen, fietste
hww	klankveranderd	lopen, liep

Wat is het nut van goed kunnen spellen?

lees het gele kader op blz. 227

INSTAP-OPDRACHT

samen oefenen kijk naar de volgende slides en kies het antwoord!

verkleinwoord pony

1. pony'tje
2. ponietje
3. ponytje

verkleinwoord ketting

1. kettingkje
2. kettinkje

verkleinwoord pinda

1. pindatje
2. pindaatje

Maak opdracht 6, blz. 227

maak eerst vraag 1 zelf

controleer daarna met je buurman/buurvrouw

geluidsniveau is zachtjes met elkaar overleggen!

Opdracht 6, antwoorden

a lolly’tje

 b stroompje

 c bikinietje

 d koninkje

 e raampje

 f spraytje

 g nasietje

 h omaatje

 i accuutje

 j baby’tje

 k 4’tje

 l cakeje

 m jongetje (let op, dit is een uitzondering: de -n verdwijnt)

 n gangetje

 o radiootje

Maak opdracht 1, blz. 228 

Wat: Maak opdracht 1 + 2, blz. 228 + 229

Hoe: zelfstandig

Hulp: docent

Tijd: 10  minuten

Klaar: maak opdracht 3, blz. 229

Wat heb je geleerd?

- je kunt verkleinwoorden op de juiste manier spellen

Huiswerk voor vrijdag 21 mei

Maak opdracht 1 + 2, blz. 228 t/m 229

We gaan dan verder met taal hoofdstuk 5.9