bevruchting/zwangerschap en bevalling



bevruchting/zwangerschap en bevalling
1 / 38
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson



bevruchting/zwangerschap en bevalling

Slide 1 - Slide

Terugblik: Menstruatie
Ongesteldheid ofwel menstruatie vindt ongeveer één keer per maand plaats.
Vanaf ongeveer vijftigjarige leeftijd is een vrouw niet meer vruchtbaar en stopt de menstruatie.
De periode tussen twee opeenvolgende menstruaties heet de menstruatiecyclus.
De gemiddelde duur van een menstruatiecyclus bedraagt 25 tot 35 dagen. Halverwege treedt de ovulatie (eisprong) op. Rond deze tijd is de vrouw vruchtbaar.

Slide 2 - Slide

Ovulatie
Hier zie je een eicel vrijkomen uit de eierstok. Dat heet ovulatie.

Gemiddeld 1 keer per 4 
weken.

Slide 3 - Slide

Bij de ovulatie
A
laat het baarmoederslijmvlies los
B
laat de baarmoeder los
C
komt een eicel vrij uit de eierstok
D
komt een zaadcel bij de eierstok

Slide 4 - Quiz

Zaadcellen gaan op weg naar de eicellen






Bevruchting.

Slide 5 - Slide

De bevruchting vindt plaats in de eileiders. (opdracht 2)

Na de bevruchting:
  • Delen
  • Naar baarmoeder
  • Innesteling

Slide 6 - Slide

Bevruchting
(opdracht 2)
Dit is het samensmelten van 
de eicel met de zaadcel




Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Bij de mens vindt onder normale omstandigheden de bevruchting van de eicel plaats in de
A
eileider
B
eierstok
C
baarmoeder

Slide 9 - Quiz

Hoe noemen we het samensmelten van zaadcel en eicel?
A
bevruchting
B
innesteling
C
menstruatie
D
ovulatie

Slide 10 - Quiz

Tweelingen
Eeneiige tweeling
1 eicel bevrucht door 1 zaadcel, 
deze splitsen.

Twee-eiige tweeling
2 eicellen bevrucht door twee
zaadcellen. 

Slide 11 - Slide

Innesteling
De innesteling is het proces waarbij een bevruchte eicel zich in de baarmoederwand nestelt en begint te groeien.(opdracht 2)
 Nadat de eicel bevrucht is door een zaadcel, begint deze zich te delen en vormt zich tot een embryo. Dit embryo moet zich in de baarmoederwand vestigen om zich verder te kunnen ontwikkelen.
Dit is het moment dat de zwangerschap echt begint. 

14 dagen na de bevruchting vindt innesteling plaats.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

zwangerschap

Slide 14 - Slide

Ontwikkeling in de baarmoeder
De eerste drie maanden spreek je van een embryo. Na drie maanden zijn de organen gevormd en noem je het kind een foetus

Met een echoscoop kan de dokter dan op een monitor een plaatje van het kindje laten zien. Na 20 weken kun je op de echo meestal goed zien of het een jongetje of een meisje wordt.

Slide 15 - Slide

Placenta en Navelstreng

De foetus heeft een navelstreng aan zijn buik.

 De navelstreng zit aan de placenta (ofwel moederkoek.) 


Slide 16 - Slide

Placenta
De placenta (moederkoek) is een orgaan dat speciaal voor de zwangerschap aan de binnenkant van de baarmoeder groeit.

 Dit orgaan zorgt ervoor dat de baby zuurstof en voedingsstoffen uit het bloed van moeder krijgt. 
Daardoor kan de baby in de buik groeien en zich ontwikkelen. 
Zonder placenta is een zwangerschap niet mogelijk.
Stoffen worden uitgewisseld tussen moeder en kind. Opdracht 3.

Slide 17 - Slide

Placenta(moederkoek)

Slide 18 - Slide

Navelstreng 
De navelstreng is de verbinding tussen de placenta en de foetus.

Slide 19 - Slide

Vruchtwater 

Slide 20 - Slide

Vruchtwater 
Vruchtwater is het vocht in de  baarmoeder waar de baby in ronddobbert tijdens de zwangerschap. 


Het bestaat voor het grootste deel uit water en voor een klein deel uit zouten en cellen van de baby.


ongeveer 4 maanden zwanger , begint de baby met het slikken van vruchtwater. Daarna plast hij het weer uit





Functies van vruchtwater: (opdracht 6)

Stootkussen
. .

Voorbereiding op ademhaling en spijsvertering.

Temperatuur regelen.

Bescherming van de navelstreng

Spieren trainen. 

Bescherming tegen infecties

Beschermt tegen uitdroging.

Slide 21 - Slide

Wat is de placenta?
A
dat is een bekend restaurant
B
dat is een merk pil
C
dat is de start van de bevalling
D
Dat is een orgaan tussen moeder en kind

Slide 22 - Quiz

Wat doet de placenta?
A
wisselt stoffen uit met baby
B
wisselt stoffen uit met moeder
C
beide antwoorden zijn goed
D
beide antwoorden zijn fout

Slide 23 - Quiz

Wat is een navelstreng?
A
Dat is de placenta.
B
Streng die een foetus met de placenta verbindt.
C
Dat is het orgaan in de foetus.
D
Dat is de groei van de baby.

Slide 24 - Quiz

De Navelstreng
Vruchtwater
Placenta
Moederkoek
Houdt ziekteverwekkers tegen
Haalt voedsel en zuurstof uit bloed moeder
Beschermt Embryo tegen stoten, uitdroging en wisselingen temperatuur
Vervoert zuurstof en voedsel via placenta naar de embryo

Slide 25 - Drag question

Prenataal onderzoek.
Onderzoek voordat het kindje is geboren.
Om te onderzoeken of het kindje wel/geen afwijkingen heeft.

opdracht 6 (2e deel)

Slide 26 - Slide

Echo
beelden van het embryo maken

Slide 27 - Slide

Vlokkentest
Ze halen een stukje van de placenta af (vlokken) om de cellen van de placenta
te onderzoeken.

Slide 28 - Slide

Vruchtwaterpunctie
cellen van het embryo uit
 vruchtwater zuigen

(syndroom v Down
open rug)

Slide 29 - Slide




Na ongeveer 40 weken ofwel negen maanden van draagtijd kondigen weeën de bevalling aan.
Na de geboorte gaat de baby zelf ademen.
Een pasgeborene is gemiddeld 50 cm lang en weegt 3500 gram.
Korte tijd nadat het kind ter wereld is gekomen, volgt de nageboorte.

Slide 30 - Slide

Geboorteproces: 3 fasen
Ontsluiting = baarmoedermond gaat open door weeën.
Geboorte.
Nageboorte.

Slide 31 - Slide

opdracht 4; Weeën zijn samentrekkingen van de baarmoederwand (voor de geboorte)
Weeën 

zorgen voor

Ontsluiting
Weeën zorgen voor ontsluiting.

Slide 32 - Slide

Geboorteproces: 3 fasen
Ontsluiting = baarmoedermond gaat open door weeën.
Geboorte.
Nageboorte.

Slide 33 - Slide

Uitdrijving (geboorte)
De uitdrijvingsfase wordt gekenmerkt door persweeën: krachtige weeën 

De baby moet door het geboortekanaal naar buiten worden geduwd. 
het hoofdje draait.
en het kindje wordt geboren.

Slide 34 - Slide

Geboorteproces: 3 fasen
Ontsluiting = baarmoedermond gaat open door weeën.
Geboorte.
Nageboorte.

Slide 35 - Slide

Nageboorte
Na de uitdrijving van de baby, komt de nageboorte.
De nageboorte bestaat uit de placenta, navelstreng en vruchtvliezen.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide