2023 2e tijdvak Antwoorden

            Eindexamen 2023 2e tijdvak
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

            Eindexamen 2023 2e tijdvak

Slide 1 - Slide

Wat neem je mee naar het examen?
Let op:
Bij meerkeuze vragen maar 1 antwoord goed
Geld twee cijfers achter de komma
Berekeningen altijd opschrijven
Kijk op hoeveel decimaal je moet afronden
Als er om een uitleg wordt gevraagd deze opschrijven 

Slide 2 - Slide

Bekijk de informatiebron
1. eigen geld
2. gemiddeld
Welke informatie krijg je in de vraag?


Ze geeft 35% minder uit.
Hoe ga je dit berekenen?
(1) minder
(2) minder

voorbeeld van een juiste berekening:
€ 460 x 0,65  = € 299

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Het examen was in 2023.
Wat was er aan de hand in de jaren hiervoor waardoor de jongeren meer konden gaan sparen.
Lees goed en rustig.
Stap voor stap de berekening maken.
Tussendoor niet vergeten welke bedragen er nog bijgetelt moeten worden.

Beleggen wel of geen risico
Hoe kan je geld verdienen met aandelen? Een echte leervraag
voorbeelden van een juiste reden:
 Wanneer het inkomen is gestegen, sparen jongeren in euro’s meer waardoor het totale spaarbedrag stijgt.
 De prijzen zijn de afgelopen jaren gedaald waardoor scholieren meer geld overhielden om te sparen.

voorbeeld van een juiste berekening:
• Ja, Hassane heeft voldoende gespaard.
jaar 1: € 3.750  X 1,06  =  € 3.975    
• jaar 2: (€ 3.975  + € 750) X 1,06 =  € 5.008,50

(1) meer
(2) zowel dividend als koerswinst

Slide 5 - Slide

Weet je het niet
meer kijk dan
naar de filmpjes.

(1) monocultuur
(2) verslechteren
(3) groter

 C

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Let op er wordt gevraagd hoeveel water per inwoner er wordt bespaard.
Dus eerst uitrekenen hoeveel watergebruik bij niet duurzaam en duurzaam.
Dan berekenen wat de besparing is. Dan de besparing per persoon
• voorbeelden van een juiste protectiemaatregel: 1
 invoerrechten
 importquota
 invoerverbod
• voorbeelden van een juiste uitleg: 1
 door invoerrechten wordt buitenlands katoen duurder
 door importquota is er minder katoen uit andere landen beschikbaar
 door een invoerverbod is er helemaal geen ander katoen beschikbaar

D
voorbeeld van een juiste berekening:
Niet duurzaam 250.000 X 8.000 = 2.000.000.000
Duurzaam          250 .000 X 1.500 = 375.000.000
2.000.000.000 - 375.000.000 = 1.625.000.000 = 85,5 liter
 Kant-en-klare katoen heeft een hogere toegevoegde waarde dan onbewerkt katoen.
 Eindproducten hebben een hogere toegevoegde waarde dan grondstoffen.
 Eindproducten hebben meer bewerkingen ondergaan en daardoor een hogere toegevoegde waarde.

Slide 8 - Slide

In filmpje de
uitleg gemeente-
inkomsten aan het einde.
A
(1) begrotingstekort
(2) het OZB-percentage
(3) € 400

Slide 9 - Slide

Bereken mbv infobronnen hoeveel Euro Adriaan moet betalen aan ozb.
Welke procentsom moet je daarna maken?
D
€ 365.000/100 X 0,2102=€ 767,23
(€ 767,23 - € 305,87 ) / € 305,87 X 100 = 150,8% 
De ozb gaat over de WOZ-waarde van de woning. Dus een hogere WOZ waarde kan ondanks een lager ozb-percentage toch leiden tot hogere inkomsten.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Lees de grafiek af.
Wat staat er op de horizontale as en wat op de verticale as.
Wat is dan het goede antwoord.
1. vraagkant
2. structurele
C

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Salaris medische opleiding € 2.100 indexcijfer 100
Vraag salaris verloskundige met indexcijfer 166
Weet je het niet meer, bekijk het filmpje.
1. tekort
2. maritiem officier
Basis jaar = 100 = € 2.100
Wat is het salaris als het indexcijfer 116 is geworden?
€ 2.100 / 100 X 166 = € 3.486
Als iemand een vaste baan heeft is het moeilijk om deze persoon te ontslaan. Als iemand een tijdelijk contract heeft en dan niet goed bevalt kan je een ander persoon aannemen.
Er zijn nu dus veel verloskundige en dan kan je makkelijker van iemand af als deze niet bevalt.

Slide 14 - Slide

Als de rente hoog is gaan mensen dan wel of niet sparen? En hoe is dit met lenen?
Wat gebeurd er dan met de vraag naar goederen?
1. Prijsstijging
2. Daalt
1. meer
2. minder
3. afnemen.

Slide 15 - Slide

Uitleg CPI
Link hierboven uitleg CPI met voorbeeld stap voor stap.
Geen filmpje.
Wanneer stijgt de koopkracht?
Bij welke maatregel kunnen mensen hetzelfde blijven kopen?
38 X 103 = 3.914      
22 X 127 = 2.794
13 X 103 =  1.339
27 x 105 =  2.835 +
                  10.882 : 100 = 108,82 = gewogen prijsindexcijfer
Als de inflatie hoger is dan de rente die je over je spaargeld ontvangt dan kan je in de toekomst van je spaargeld met de rente minder kopen
Of
Inflatie betekend dat de prijzen stijgen. Je kan dan in de toekomst minder van je spaargeld kopen  dan nu.
B
B

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat gebeurt er met de prijs van Chinees staal in de VS?
Wat gebeurt er dan met de vraag naar staal uit de VS?
Kijk bij vraag 28.
Wat gebeurt er dan met het aantal banen in de staalindustrie in de VS.
Door invoerrechten gaan de prijzen???
B
1. stijgt
2. stijgen

Slide 18 - Slide

China heeft dollars nodig.
Is dat dan vraag of aanbod?
Wat gebeurt er dan met de koers.
Als de koers van je geld daalt tov het buitenlandse geld, wat gebeurt er dan met de prijzen van je producten in het buitenland?
Weet je het niet meer, kijk dan op de volgende slide.
Weet je het niet meer, kijk dan op de volgende slide.
B
1. daalt
2. meer
De Chinezen die naar de VS reizen moeten hun yuan omwisselen voor dollars. Door de lage koers van de yuan moeten ze veel meer betalen om hetzelfde aantal dollars te koopen. De vakantie in de VS wordt veel duurder voor Chinezen.
Gegroeid maar $ 240 miljard
De groei was 7,9 %. Zie bijlage.
Hoeveel procent is $ 240 miljard dan?
Hoeveel $ is de greoi dan?
$ 240 miljard =107,9 %
   ??                   =  7,9%
$ 240 miljard / 107,9 X 7,9 = $ 17,57 miljard.

Slide 19 - Slide

Invloed wisselkoers op de handel

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

1. Wat betaalt een gezin aan de overheid?
2. Wat betalen gezinnen aan bedrijven
3. Wat ontvangen gezinnen van bedrijven?
Weet je samengestelde rente niet meer?
Bekijk de video of de 2 slides hierna.
Je mag/kan met de groeifactor werken maar dat hoeft niet.
Dit is echt een inkoppertje.
Dit kan maar 1 antwoord zijn.
A
3,5 / 100 = 0,035 + 1 = 1.035
€ 40.000 X 1.035 X 1,035 = € 42.849 - € 40.000 = € 2.849
€ 2.849 - € 80,04 = € 2.768,96
D

Slide 22 - Slide

Samengestelde rente
Samengestelde rente
Samengestelde rente (voorbeeld)

Slide 23 - Slide

Groeifactor
De groeifactor berekenen bij samengestelde rente




Slide 24 - Slide

Wat weet je over beleggen?
Ben je er zeker van dat je,je geld houdt?
Wat weet je over de rente bij leningen?
Wat weet je over de rente bij sparen?
Vergeet de begrippen niet te noemen ontvangen rentepercentage en betaalde rentepercentage. Anders geen punten.
Beleggen in aandelen is risicovol
Uit voorzorg houden huishoudens spaargeld aqchter de hand om onverwachte financiële gebeurtenissen te kunnen betalen.
Het te betalen rentepercentage op de hypotheek is veel hoger dan de te ontvangen rente op de spaarrekening. Het is dus voordeliger om de hypotheek voor een deel af te llossen.

Slide 25 - Slide

Arbeidsparticipatie = arbeidsdeelname
Wat zijn dan de juiste stappen?
Een arbeidsjaar is een volledige baan.
Waarom is het dan een onvolledig beeld voor de vrouwen die weken?
B
Een arbeidsjaar is een volledige baan.
In Nederland werken veel vrouwen partime.

Slide 26 - Slide

Weet je het niet meer kijk op de volgende slide.
Denk aan het ezelbruggetje
A= B
V= W
Goed kijken in de bron!!
Vraag=wekgelegenheid meer vrouwen werken-- meer banen in de kinderopvang--- vraag stijgt
Aanbod= beroepsbevolking door de goede kinderopvang gaan meer vrouwen werken ---- aanbod stijgt.
B
( 65 % - 20 % ) / 20% X 100 = 225%
1. afgenomen
2. krappe
Weet je ruime en krappe arbeidsmarkt niet meer?
Bekijk dan het filmpje hiernaast.

Slide 27 - Slide

Arbeidsmarkt
Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan.  Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid. 

Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid. 

Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.  
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.
Ezelsbruggetje
Op de arbeidsmarkt horen A en B bij elkaar
Ezelsbruggetje
Op de arbeidsmarkt horen V en W bij elkaar

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Contoleer je werk!
Alles gemaakt?
Overal een euroteken?
Geld 2 cijfers achter de komma.
Goed afronden.
Uitleg gegeven?
Antwoord op de vraag gegeven?

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide