1. voorzien van = iets geven wat nodig is, uitrusten met. Voorbeeld: De tablets werden voorzien van nieuwe opladers, zodat iedereen ermee kon werken.
2. voortdurend = de hele tijd; zonder onderbreking. Voorbeeld: Hij keek voortdurend op zijn telefoon, zelfs tijdens de uitleg.
3. gebrek aan = iets dat er te weinig is of helemaal ontbreekt. Voorbeeld: In de klas is soms een gebrek aan stilte, waardoor het lastig is om te concentreren.
4. het overzicht = weten wat er allemaal speelt; het geheel kunnen overzien. Voorbeeld: Door de lijstjes te ordenen, kreeg ze eindelijk weer het overzicht.
5. zich aanpassen aan = je gedrag of houding veranderen, zodat het past bij een situatie of een groep. Voorbeeld: Nieuwe leerlingen moeten zich vaak even aanpassen aan de regels van de school.