Overtuigende teksten schrijven > Texel; Vlieland; Terschelling

Overtuigende teksten schrijven
Texel - Vlieland - Terschelling
stap 10
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Overtuigende teksten schrijven
Texel - Vlieland - Terschelling
stap 10

Slide 1 - Slide

Na deze les:
* Ken je het verschil tussen een informatieve en een overtuigende tekst.
* Kun redenen geven die gebaseerd zijn op een feit en op een mening.
* Kun je een overtuigende tekst schrijven.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Informerende en overtuigende teksten
Je hebt geleerd wat het verschil is tussen een feit en een mening.
Een tekst kan informerend zijn of overtuigend.
Informerende tekst
Overtuigende tekst
feiten (je eigen mening mag niet in een informerende tekst voorkomen)
mening (om je publiek te overtuigen, geef je goede redenen bij je mening)
bijvoorbeeld een nieuwsbericht
bijvoorbeeld een ingezonden brief of een weblog
wat de schrijver zegt, moet neutraal en controleerbaar zijn
wat de schrijver zegt, is persoonlijk

Slide 4 - Slide



De tekst die bij de vragen in deze les hoort, vind je in de drive in het mapje van jouw Waddeneiland.
Kijk bij week 2.

Slide 5 - Slide

Lees de "Getuigenverklaring". In een getuigenverklaring horen alleen maar feiten te staan.
Neem de tekst hieronder over, kies uit de vetgedrukte woorden steeds de woorden die een feit weergeven. Laat de woorden die een mening weergeven weg. Zo houd je een informerende tekst over.

Slide 6 - Open question

Redenen
De redenen die je in een overtuigende tekst gebruikt, kunnen gebaseerd zijn op een feit of een mening.

Redenen die gebaseerd zijn op je mening zijn persoonlijk. Probeer altijd zoveel mogelijk redenen te geven die gebaseerd zijn op een feit. Daarmee kun je je publiek het best overtuigen.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Standpunt: Ik vind dat jongeren meer leesboeken moeten lezen.
Redenen:
* Uit onderzoek blijkt dat jongeren die veel leesboeken lezen hogere cijfers halen. (Dit is een feit, deze informatie kun je controleren.)
* Jongeren die veel lezen hebben een grotere woordenschat. (Dit is een feit.)
* Het lezen van leesboeken is veel leuker dan gamen. (Dit is een mening, iemand anders kan een andere mening hebben.)
* Jongeren die veel lezen, kunnen zich beter verplaatsen in andere mensen. (Dit is een mening.)

Slide 8 - Slide

Schrijfopdracht
In een praatprogramma op televisie hoor je de minister van Onderwijs zeggen dat het aantal gymlessen op school moet worden verdubbeld. Je vindt dit een interessant onderwerp. Je wilt hierover een stukje schrijven op je weblog.

Slide 9 - Slide

Opdracht 1:
a) Maak een document aan om de opdrachten in uit te voeren.
b) Zet je naam in de titel van het document.
c) Deel je document met je docent.

Slide 10 - Slide

Opdracht 2:
a) Bepaal je standpunt. Ben je het met de minister eens of niet?
b) Bedenk een reden gebaseerd op een feit.
c) Bedenk een reden gebaseerd op je mening.
d) Zoek op internet betrouwbare informatie om de reden die gebaseerd is op een feit te bewijzen.

Slide 11 - Slide

Opdracht 3:
Maak een schrijfplan zoals besproken tijdens de instructie. (Je vindt een leeg schrijfplan dat je kunt overnemen en invullen in de drive.).
Let op de volgende punten:
- Bedenkt een passende inleiding voor je tekst. Je kunt bijvoorbeeld een vraag over het onderwerp stellen, een grappig verhaaltje vertellen of het onderwerp noemen. Schrijf dit in steekwoorden in je schrijfplan.
- Schrijf de twee redenen in steekwoorden op bij het middenstuk in je schrijfplan.
- Trek in het slot een duidelijke conclusie. Je kunt hier de hoofdgedachte noemen. Schrijf deze in steekwoorden in je schrijfplan. Gebruik het woordje dus.

Slide 12 - Slide

Opdracht 4:
Maak een kladversie van je tekst:
* Gebruik je schrijfplan.
* Verdeel je tekst duidelijk in alinea's.
* Zet een titel boven je tekst.
* Plaats twee tussenkopjes in je tekst.
* Zet je naam onder je tekst.

Slide 13 - Slide

Opdracht 5:
a) Lees je tekst goed door.
Let hierbij op werkwoordspelling, hoofdletters, punten en komma's en de spelling van andere (moeilijke) woorden die je misschien al wel in de testen van www.beterspellen.nl hebt gezien.
b) Controleer of je tekst klopt met je schrijfplan.
c) Herschrijf je tekst als dat nodig is.

Let op: Volgende week ga je een tekst van een groepsgenoot nakijken en van feedback voorzien.

Slide 14 - Slide

Wat heb je geleerd?
* Je kent het verschil tussen een informatieve en een overtuigende tekst.
* Je kunt redenen geven die gebaseerd zijn op een feit en op een mening.
* Je kunt een overtuigende tekst schrijven.

Slide 15 - Slide

Wat bereid je voor voor de volgende les?
Je zorgt ervoor dat je tekst vóór het volgende instructiemoment af is.

Verder hoef je niets voor te bereiden :)

Slide 16 - Slide