This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Middeleeuwen V1
Lessenserie
Slide 1 - Slide
Wat gaan wij doen?
Herhaling
Instructie leenstelsel
Aan de slag
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Eerst de naam:
De Middeleeuwen
De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.
Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode
Ongeveer tussen 500 en 1500
Vroege Middeleeuwen: 500-1000
Late Middeleeuwen: 1000-1500
Slide 3 - Slide
Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)
Slide 4 - Slide
Onrustige tijden in Europa
500-800
Na de val van het West-Romeinse Rijk waren er veel oorlogen
Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.
Grote steden, zoals Rome, waren er niet (meer)
Slide 5 - Slide
Doelen
Je kunt uitleggen hoe het hofstelsel werkte.
Je kunt uitleggen hoe het leenstelsel werkte.
Je kunt uitleggen dat het leenstelsel en het hofstelsel door elkaar heen kunnen werken.
Slide 6 - Slide
Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.
Slide 7 - Slide
Hofstelsel (1)
Een dorp met landbouwgrond heette een domein
De heer, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.
Hij woonde soms in een donjon, een soort kasteel en soms in een vroonhof, de grote boerderij van de heer in het dorp
Slide 8 - Slide
Hofstelsel (2)
In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.
Het ene deel van de grond was verpacht (verhuurd) aan horige boeren voor eigen opbrengst. Zij moesten een deel van opbrengst als pacht (belasting) betalen)
De opbrengst van het andere deel was volledig van de heer.
Slide 9 - Slide
Het hofstelsel domein, herendiensten, pacht
Hofstelsel in een bron
heer, horigen
Slide 10 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe het rijk van de Franken werd bestuurd.
Slide 11 - Slide
Het Frankische Rijk
751-870
Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.
In het jaar 800 werd hij zelfs keizer van het Heilige Roomse Rijk
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Leenstelsel
Ook: feodale stelsel
Slide 17 - Slide
Het leenstelsel
Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten
Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen.
Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme
Slide 18 - Slide
De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
Hij moest trouw zweren aan de koning;
Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen;
Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.
Slide 19 - Slide
Raad en daad
(Achter)Leenmannen moesten:
Trouw zweren aan de leenheer
Advies geven
Helpen bij oorlog
Slide 20 - Slide
Het leenstelsel
Leenstelsel
Leenheer
leenman
trouw
belasting
vechten
Slide 21 - Slide
Waarom werd Karel de Grote in 800 tot keizer gekroond?
A
Karel de Grote had alle Franken onder zich verenigd
B
Karel de Grote had de moslims uit Spanje verdreven
C
Karel had het Oost-Romeinse Rijk veroverd
D
Karel de Grote had de paus geholpen toen hij uit Rome was verdreven
Slide 22 - Quiz
Welke uitspraak over het leenstelsel is juist?
A
De koningen beloonde zijn volgelingen met geld
B
De leenheer hielp de leenman bij het bestuur
C
Door het leenstelsel had de koning een groot leger
D
Leenmannen moesten belasting betalen aan de koning
Slide 23 - Quiz
Welke uitspraak over ridders is juist?
A
Ridders hoefden geen trouw te beloven aan de koning
B
Ridders kregen hun grond van de koning in eigendom
C
Ridders kregen hun wapenuitrusting van de koning
D
Ridders waren leenmannen of achterleenmannen
Slide 24 - Quiz
Het leenstelsel was een systeem
waarbij bijvoorbeeld een stukken
land uitleende aan in ruil voor
hun .
Economisch
Politiek
Landbouw
Horigen
Trouw en steun
Domein
Hofstelsel
Koning
Herendiensten
Edelen
Slide 25 - Drag question
Waarom gaf een leenheer stukken land als beloning?
A
Er was geen geld meer in de omloop
B
De koning vond regeren niet zo leuk
C
De kerk had dit zo bepaald
D
Dit deden de Romeinen ook al
Slide 26 - Quiz
1500
v. Chr.
1000
v. Chr.
500
v. Chr.
1
500
1000
1500
2000
2050
Sleep de iconen naar de juiste plek in de tijdlijn.
Slide 27 - Drag question
Wat is een goed voorbeeld van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.
Slide 28 - Quiz
Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.
Is deze uitspraak goed of fout? De man helemaal links op de afbeelding is Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout
Slide 29 - Quiz
Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.
Is deze uitspraak goed of fout? Karel de Grote wordt nu de leenheer van de leenman
A
Goed
B
Fout
Slide 30 - Quiz
Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.
Is deze uitspraak goed of fout? De afbeelding is een directe bron over Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout
Slide 31 - Quiz
Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.
Is deze uitspraak goed of fout? De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout
Slide 32 - Quiz
Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.