3.1 klimaten wereldwijd

3.1 klimaten wereldwijd 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.1 klimaten wereldwijd 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt het verschil tussen weer en klimaat uitleggen. 
  • Je kunt benoemen welke klimaten op aarde voorkomen.
  • (Je kan de invloed van breedteligging op het klimaat verklaren.) 
  •  Je kunt uitleggen waarom de natuurlijk vegetatie tussen de klimaten verschilt. 

Slide 2 - Slide

Paragraaf 1 
timer
1:00

Slide 3 - Slide

Weer

Klimaat 
Toestand van de atmosfeer op een bepaald moment en plaats.
Het gemiddelde weer, gemeten over een periode van 30 jaar. 

Slide 4 - Slide

Klimaten wereldwijd 

Slide 5 - Slide

Huiswerk: Leer je A3 opdracht.
- Leer de naam van het klimaat
- Herken het landschap op de foto, 
-Zorg dat je de omschrijving van het landschap leert.
Probeer minstens 75% bij het leren telkens goed te hebben uiteindelijk. 

Slide 6 - Slide

Tropisch regenwoudklimaat (Af)
  • Altijd gelijk of boven de 18 ºc gem
  • (Bijna) dagelijks regen 
  • Veel verdamping (benauwd) 
  • Geen seizoenen 
  •  Biodiversiteit is groot 
  • Komt voor rondom de evenaar

Slide 7 - Slide

Savanneklimaat (As)
  • Altijd gelijk of boven de 18 ºc gem.
  • Droge en natte tijd
  • Genoeg neerslag voor bomen

Slide 8 - Slide

Steppeklimaat (BS)
  • Vaak hoge temperaturen 
  • Weinig neerslag (tussen 200 en 300 mm per jaar).
  • Geen bomen 
  • Grassen en struiken 
     Mensen leven vaak als nomade 

Slide 9 - Slide

Woestijnklimaat (BW) 
  • Vaak overdag erg warm 
  • Extreem weinig neerslag (<200 mm per jaar)
  • Grenst meestal aan een steppeklimaat 
  • Landschap bestaat uit rots, zand, (leem, zout) 
  • Geen tot nauwelijks begroeiing 

Slide 10 - Slide

Gematigd zeeklimaat (Cf)
  • In de winter gelijk of meer dan -3 ºc gem.
  • Gelijkmatige neerslag over het jaar.
  • Verschil tussen winter en zomertemperatuur niet groot.Ligt nabij zeeën of oceanen. 
  •  Zomer en winterseizoen

Slide 11 - Slide

Landklimaat (Df)
  • In de winter minder dan -3 ºc gem, maar in de zomer hoge temperaturen.
  • Groot verschil tussen zomer en wintertemperatuur  
  • Kort groeiseizoen 

Slide 12 - Slide

Toendraklimaat (ET)
  • Zomertemperatuur tussen 0 en 10ºc
  • Wintertemperatuur < 0º c
  • Permafrost 
  • In de zomer drassig 
  • Groeien geen bomen 

Slide 13 - Slide

Poolklimaat (EF) &
hooggebergteklimaat (EH)
  • Altijd onder de 0ºc
  • Geen vegetatie 
  • Veel regen door stuwingsregen bij een  hooggebergteklimaat.
Boven de 1500 meter = 
hooggebergteklimaat


Slide 14 - Slide

Huiswerk 
- Maken opdracht:  3.1: 1 t/m 5 

Leer de klimaten:
- Leer de naam van het klimaat
- Herken het landschap op de foto,
- Zorg dat je de omschrijving van het landschap leert.
Probeer minstens 75% bij het leren telkens goed te hebben uiteindelijk. 

Slide 15 - Slide