Les 7 U3

Ga naar Lesson-up en type de PIN in.
Allumez votre ordinateur.
Mettez le livre sur la table.
Vous avez des écouteurs?

Zet jouw laptop aan.
Leg jouw boek op tafel.
Hebben jullie oortjes?
timer
2:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ga naar Lesson-up en type de PIN in.
Allumez votre ordinateur.
Mettez le livre sur la table.
Vous avez des écouteurs?

Zet jouw laptop aan.
Leg jouw boek op tafel.
Hebben jullie oortjes?
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Programme d'aujourd'hui
Répéter / Réviser:
Le verbe mettre et les adjectifs.
Apprendre 1-4

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Grammaire
Bijvoeglijke naamwoorden in het Frans.
(rouge, joli, français ..... )

  • Zeggen iets over een persoon, produkt, artikel, land, dier....    
  • Wel onderscheid in  mannelijk , vrouwelijk enkelvoud of meervoud
  • De plaats : achter het zelfstandig naamwoord.   (zonder ww)
  • De basis of stam is de mannelijke enkelvoud uitvoering


Slide 5 - Slide

grand.
grands
grande
grandes
vrouwelijk enkelvoud
mannelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
Basisregel bij bijvoeglijke naamwoorden
Deze regel geldt voor de meeste bijvoeglijke naamwoorden

Slide 6 - Slide

Welke zin is correct?
(het verhaal is grappig)

A
L'histoire (f) est amusant
B
L'histoire (f) est amusante
C
L'histoire (f) est amusants
D
L'histoire (f) est amusantes

Slide 7 - Quiz

Welke zin is correct?
A
le personnage principal est français.
B
le personnage principal est française.
C
le personnage principal est françaises.

Slide 8 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het bijvoeglijk naamwoord....

La différence est ................ (groot / grand)

A
grand
B
grandes
C
grande
D
grands

Slide 9 - Quiz

à faire.....

Faire:

Slide 10 - Slide

à faire.....

Faire:
exercice 16a 16b en 16c
page 101

Slide 11 - Slide

Alle bijvoeglijke naamwoorden staan
achter het zelfstandig naamwoord.
behalve:
Beau- joli       ( mooi - leuk)
grand- petit   (groot - klein)
haut - long     (hoog - lang)
jeune -vieux   (oud - jong)
bon - mauvais  (goed - slecht)
gros - nouveau  (dik - nieuw)

Slide 12 - Slide

à faire.....havo

exercice 16a 16b en 16c
page 101
faire:
16c(2) & 16d  page 103/104

Slide 13 - Slide

à faire.....vwo

exercice 16a 16b en 16c
page 101
faire:
16c(2) & 16d  page 103/104

Slide 14 - Slide

à faire.....
Apprendre:

les adjectifs (bijv.nw)
le vocabulaire 1 2 4

Faire/ finir/corriger:
exercice 16a 16b 16c 16d

Slide 15 - Slide

C'est la fin
Au revoir!
Salut!   A plus!  A+  Ciao!
Bonne journée!! 

Slide 16 - Slide