This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 135 min
Items in this lesson
E-learning week 1.6
Organische chemie en karakteristieke groepen
Slide 1 - Slide
Welkom bij deze E-learning
Deze les werk je zelfstandig aan het onderwerp organische chemie en karakteristieke groepen.
Deze lessonup zal je stapsgewijs meenemen door de theorie aan de hand van theorie enopdrachten.
Houd je boek (Basischemie) bij de hand tijdens het maken van deze les (hoofdstuk 10 en 11).
Soms zie je dit: Klik eens op het pictogram.
Alle slides hebben een kleur. Kies zelf de route die bij je past:
Veel succes en plezier!
Achtergrond
Door op deze objecten te klikken, vind je theorie over een onderwerp. We raden je aan om deze stukjes door te lezen, zodat het makkelijker wordt om de les te blijven volgen.
Veel van deze info staat ook in het boek, dus je kunt het daar ook nog nalezen.
De buttons bevatten wisselende pictogrammen en titels.
Dit moet iedereen weten
Toepassen van theorie
Moeite met scheikunde?
Slide 2 - Slide
Aan het einde van deze les kun je:
de regels voor naamgeving toepassen door een structuurformule te tekenen vanuit een systematische naam, of een systematische naam te maken met een gegeven structuurformule;
de verschillende zijgroepen en karakteristieke groepen (heteroatomen) herkennen en benoemen;
deze zijgroepen en karakteristieke groepen gebruiken in het maken van een structuurformule of bij de systematische naamgeving van een structuurformule.
In de leeruitkomst
Je formuleert met behulp van een structuurformule de systematische naam van een verbinding en kan vanuit een systematische naam een structuurformule tekenen.
Slide 3 - Slide
Wat is organische chemie?
Slide 4 - Slide
Covalente bindingen
Koolwaterstoffen zijn bijna allemaal moleculaire stoffen en zijn dus opgebouwd uit moleculen. Moleculen bestaan uit atomen.
Atomen zijn met elkaar verbonden via een atoombinding. Hierbij worden twee elektronen in een elektronenpaar gedeeld.
Ieder atoom kan een bepaald aantal atoombindingen aangaan, dit noem je de covalentie van een atoom. Bij sommige atomen varieert dit getal.
Van deze atomen moet je de covalentie uit je hoofd kennen:
C
4
H
1
N
3
F, Cl, Br, I
1
O
2
Slide 5 - Slide
Neem onderstaande structuurformule over. Maak hem compleet door de covalente bindingen toe te voegen. Klik op de afbeelding voor grote versie.
Slide 6 - Open question
Ruimtelijke structuur van methaan
4 H's gebonden aan een C
2 H's samen met C in één vlak
1H voor het vlak
1H achter het vlak
Molecuulformule
Structuurformule
Ruimtelijk model
Covalente binding
De binding tussen het koolstofatoom en het waterstofatoom is een covalente binding (EN-waarde 0,4). Deze twee atomen delen dus een elektronenpaar in de buitenste schil.
Slide 7 - Slide
Koolwaterstoffen
Koolwaterstoffen zijn moleculaire stoffen die alleen de atomen C en H bevatten. Doordat C 4 bindingen aan kan gaan, ontstaat er een logische reeks van stoffen. De eerste reeks in deze les zijn de alkanen.
Alkanen zijn koolwaterstoffen zonder dubbele bindingen en worden gekenmerkt door de volgende formule: CnH2n+2
Alkaan
Molecuulformule
Methaan
CH4
Ethaan
C2H6
Propaan
C3H8
Butaan
C4H10
Slide 8 - Slide
Sleep de structuurformules naar de juiste naam.
pentaan
propaan
hexaan
ethaan
Slide 9 - Drag question
Isomeren
Isomeren zijn stoffen met eenzelfde molecuulformule, maar een andere structuurformule.
C5H12
Slide 10 - Slide
De isomeren van pentaan heb je net gezien. Welke isomeren zijn er van hexaan? Teken de structuurformules en lever ze in.
Slide 11 - Open question
Alkylgroepen
Een alkylgroep is een zijgroep aan de hoofdketen van koolstofatomen. Ook hier geldt de systematische naamgeving.
De namen van de zijgroepen zijn herkenbaar aan de '-yl' aan het einde van de naam.
structuur
naam
-CH3
methyl
-C2H5
ethyl
-C3H7
propyl
-C4H9
butyl
Slide 12 - Slide
Regels bij naamgeving
Voor jullie gaan oefenen in een opdracht is het handig om eerst de regels van systematische naamgeving te weten.
Schrijf de volgende regels voor jezelf op, zodat je bij de volgende opdracht toe kan passen
Zoek de langste keten, dit is de stamnaam.
Benoem de zijgroepen.
Geef de zijgroepen een plaatsnummer, nummer deze groepen zo dat de som van deze plaatsen zo klein mogelijk is.
Geef aan hoe vaak een zijgroep voorkomt.
Noteer de zijgroepen op alfabetische volgorde, hierbij telt het telwoord uit stap 4 niet mee.
Noteer de volledige naam en controleer nog een keer.
Griekse telwoorden
Om aan te geven hoe vaak een zijgroep voorkomt, wordt gebruikgemaakt van Griekse telwoorden. Je gaat deze telwoorden gebruiken als er 2 of meer van dezelfde zijgroepen aanwezig zijn.
2 zijgroepen= di
3 zijgroepen= tri
Bijvoorbeeld: di-ethyl of tri-butyl
Slide 13 - Slide
Een voorbeeld
Bekijk de volgende structuurformule:
1. De langste keten:
pentaan
2, 3 en 4. Zijgroepen benoemen: er zijn 2 zijgroepen, de lengte van deze zijketens is bij allebei 1 koolstof, dus: methyl. Deze zijgroepen zitten op
positie 2 en 4. In de naam
wordt dit: 2,4-dimethyl
(5) en 6. Doordat er alleen methyl zijgroepen zijn, hoeft er niet naar alfabetische volgorde gekeken te worden. De systematische naam van dit molecuul is:
2,4-dimethylpentaan
1 2 3 4 5
Slide 14 - Slide
Wat is de systematische naam van dit molecuul?
A
2-ethylpropaan
B
2-methylbutaan
C
3-methylbutaan
D
ethylpropaan
Slide 15 - Quiz
Alkenen
Koolwaterstoffen kunnen ook dubbele bindingen bevatten. Het molecuul is dan onverzadigd. Dit is zichtbaar in de naamgeving door de uitgang -een.
Voorbeelden van alkenen:
Net als bij alkanen, kun je bij de alkenen een logische reeks maken met de volgende formule:
CnH2n
Geef in de naam ook de positie aan van de dubbele binding.
Bij alkenen kunnen ook meerdere dubbele bindingen in 1 molecuul voorkomen. Noteer in de naam dan na de plaatsaanduiding ook het Griekse telwoord.
Onverzadigd
Alkanen zijn verzadigde koolwaterstoffen. Alle bindingsplaatsen die beschikbaar zijn voor waterstof (H), worden gebruikt.
Bij alkenen is dit niet het geval. Door de dubbele binding in het molecuul, zijn niet alle mogelijke plaatsen bezet met waterstof. Daarom heten deze moleculen onverzadigde koolwaterstoffen.
Slide 16 - Slide
Een paar voorbeelden
3-methylpent-1,3-dieen
3-methylhex-2-een
Slide 17 - Slide
Wat zijn de systematische namen van deze moleculen?
Slide 18 - Open question
Bekijk deze video's voor een samenvatting en meer voorbeelden
Slide 19 - Slide
Alkynen
Koolwaterstoffen kunnen ook drievoudige bindingen bevatten. Het molecuul is dan onverzadigd. Dit is zichtbaar in de naamgeving door de uitgang -yn.
Voorbeelden van alkynen:
Net als bij alkanen en alkenen, kun je bij de alkynen een logische reeks maken met de volgende formule:
CnH2n-2
Geef in de naam ook de positie aan van de drievoudige binding.
Bij alkynen kunnen ook meerdere drievoudige bindingen in 1 molecuul voorkomen. Noteer in de naam dan na de plaatsaanduiding ook het Griekse telwoord.
Slide 20 - Slide
Sleep de molecuulformules naar de juiste kolom. Tip: teken eerst de structuurformule of gebruik de formules voor alkanen, alkenen en alkynen.
Alkanen
Alkenen
Alkynen
C5H12
C13H28
C18H38
C22H44
C3H6
C29H58
C38H74
C2H2
C10H18
Slide 21 - Drag question
Cyclische koolwaterstoffen
Cyclische koolwaterstoffen vormen een ring en kunnen net als alle andere koolwaterstoffen ook onverzadigd zijn, of zijgroepen bevatten.
Voorbeelden van cyclische koolwaterstoffen:
Cyclobutaan
Cyclo-octaan
formule:
CnH2n (isomeren van alkenen)
Slide 22 - Slide
Reacties van alkanen
Alkanen reageren niet makkelijk met andere stoffen, maar kunnen wel makkelijk reageren met zuurstof en halogenen, er wordt dan een H 'gewisseld' met een O-atoom of halogeen. Dit noem je een substitutiereactie.
Een voorbeeld:
Slide 23 - Slide
Reacties van alkenen
Alkenen kunnen wel makkelijk reageren met halogenen. Een dubbele binding gaat open, op de vrijgekomen plaatsen kan een halogeen binden. Dit noem je een additiereactie.
Een voorbeeld:
Slide 24 - Slide
Reacties van koolwaterstoffen
Koolwaterstoffen kunnen verbranden, ze reageren dan met zuurstof. Bij een volledige verbranding ontstaan altijd alleen maar water en koolstofdioxide.
volledige/onvolledige verbranding
Bij een volledige verbranding, wordt een koolwaterstof samen met zuurstof omgezet in water en koolstofdioxide. Er ontstaan geen andere stoffen.
Bij een onvolledige verbranding ontstaan naast water en koolstofdioxide ook roet en koolstofmono-oxide. Deze laatste stof is giftig.
Fossiele brandstoffen zijn ook koolwaterstoffen. Het verbranden van fossiele brandstoffen draagt bij aan het versterkte broeikaseffect. Er komt door deze verbranding steeds meer koolstofdioxide in de lucht. Dit leidt tot het opwarmen van onze planeet.
Slide 25 - Slide
Leg uit dat alternatieve brandstoffen, zoals biogas en bioalcohol niet bijdragen aan het versterkte broeikaseffect.
Slide 26 - Open question
Geef de reactievergelijking van de volledige verbranding van hexaan. Je hoeft geen fases aan te geven.
Slide 27 - Open question
Karakteristieke groepen
Koolwaterstoffen kunnen ook andere atomen bevatten dan alleen C en H, bijvoorbeeld N en O. Hierdoor krijgen moleculen weer andere eigenschappen. Er zijn een aantal groepen van atomen die binnen de biologie belangrijk zijn:
Alcoholen:
Carbonzuren:
Aminen:
Alcohol
Alcoholen zijn herkenbaar aan een of meerdere OH-groepen in een koolwaterstof. De naam van een alcohol eindigt op -ol. Alcoholen zijn altijd goed brandbaar en alcoholen met korte koolstofketens lossen goed op in water.
Carbonzuur
Carbonzuren zijn herkenbaar aan de COOH-groep. Hierbij heeft 1 O een dubbele binding met een C. De C in de zuurgroep telt gewoon mee bij het bepalen van het aantal C's in de langste keten.
De naam van een molecuul eindigt op -zuur.
Wanneer je een zuur oplost in water, ontstaat er een zure oplossing, doordat H+ afsplitst van de zuurgroep.
Amine
Een amine is herkenbaar aan een NH2-groep. De naam van het molecuul eindigt op amine.
Als een amine oplost in water, reageert het molecuul als een zwakke base, doordat het een H+ kan opnemen.
pentaan-1,4-diol
pent-3-eenzuur
pent-3-een-1-amine
Slide 28 - Slide
Sleep de afbeeldingen van de structuurformules naar de juiste kolom.
Alcoholen
Carbonzuren
Esther
Ether
Amine
Slide 29 - Drag question
Wat is de systematische naam van dit molecuul?
A
2-carboxybutaan
B
3-methylbutaan-4-zuur
C
3-carboxybutaan
D
2-methylbutaanzuur
Slide 30 - Quiz
Wat is de systematische naam van dit molecuul?
A
2-hydroxypentaan-4-zuur
B
4-hydroxypent-2-eenzuur
C
4-hydroxypentaanzuur
D
4-hydroxy-2-penteenzuur
Slide 31 - Quiz
Reacties met karakteristieke groepen
Wanneer een carbonzuur met een alcohol reageert, ontstaat een ester. Bekijk deze reactie goed:
Esterverbindingen zie je terug bij vetten, bijvoorbeeld fosfolipiden in het celmembraan
De reactie
Bij de vorming van een ester reageren een alcohol en zuurgroep met elkaar. De H van de OH-groep en een OH van de zuurgroep splitsen af. De twee moleculen die overblijven, vormen een binding waarbij de ester ontstaat. De H en OH die afsplitsen vormen samen een watermolecuul.
Bij de naamgeving van een ester wordt de alcohol als eerste genoemd, daarna het zuur. De naam eindigt altijd op -oaat.
Een ether ontstaat wanneer twee alcoholen met elkaar reageren, maar ontstaat bijvoorbeeld ook wanneer de lineaire vorm van glucose overgaat in de cyclische vorm:
Ether
Een ether is herkenbaar aan een -C-O-C- in het molecuul. Wanneer 2 alcoholen met elkaar reageren splitst, net als bij de vorming van een ester, een watermolecuul af. Bij een ether is geen dubbelgebonden O, zoals dat bij een ester wel het geval is.
Slide 32 - Slide
Reacties met karakteristieke groepen
Eiwitten ontstaan wanneer de zuurgroep van een aminozuur reageert met de aminogroep van een aminozuur. De verbinding die ontstaat noem je een amide. In onderstaande afbeelding zie je de reactie tussen methaanamine en etaanzuur. Dit zijn geen aminozuren.
Slide 33 - Slide
Naamgeving met karakteristieke groepen
Om koolwaterstoffen met karakteristieke groepen een naam te geven is deze tabel belangrijk. De groepen staan op volgorde van 'belangrijkheid'. Zuur (hoog in tabel) is het belangrijkst (altijd een achtervoegsel) en een ether het minst belangrijk. Als in een stof meerdere soorten groepen voorkomen, krijgt de hoogste in de tabel het achtervoegsel, andere groepen een voorvoegsel.
Bij een condensatiereactie worden 2 moleculen aan elkaar gekoppeld. Hierbij komt water vrij.
Hydrolyse
Wanneer een groot molecuul wordt geknipt, is daar water voor nodig. Het water wordt eerst gesplitst voor het aan de geknipte moleculen kan hechten.
Heen en weer
Moleculen die door middel van een condensatie aan elkaar zijn verbonden, kunnen ook weer losgekoppeld worden door middel van een hydrolyse.
In het menselijk lichaam komen deze typen reacties continu voor. In het verteringsstelsel worden bijvoorbeeld met behulp van enzymen grote eiwitten in losse aminozuren geknipt (hydrolyse). Deze aminozuren worden via de darmwand opgenomen in cellen van bijvoorbeeld de lever. In levercellen worden er weer eiwitten van gemaakt via een condensatiereactie.
Slide 36 - Slide
Bekijk deze video met voorbeelden en toelichting over karakteristieke groepen
Slide 37 - Slide
Wat is de naam van dit molecuul?
A
3-amino-3methylpropaanzuur
B
4-carboxybutaan-1-amine
C
3-aminobutaanzuur
D
3-carboxy-1-methylpropaan-1-amine
Slide 38 - Quiz
Wat is de naam van dit molecuul?
A
2-hydroxypentaan-5-amine
B
5-aminopentaan-2-ol
Slide 39 - Quiz
Teken de structuurformule van 6-amino-2,4diethyl-3,4-dihydroxyhexaanzuur. Lever je antwoord in.
Slide 40 - Open question
Biomoleculen
In organismen komen verschillende moleculen voor. Belangrijke moleculen in cellen zijn koolhydraten, eiwitten, vetten en nucleïnezuren (zoals DNA). Deze moleculen bestaan (op vetten na) uit kleine eenheden (monomeren) die aan elkaar gekoppeld zijn tot grote moleculen. Zo'n groot molecuul heet een polymeer.
Hiernaast staan een aantal voorbeelden.
Monomeer
Polymeer
glucose
zetmeel
aminozuur
eiwit, vb amylase
nucleotide
DNA
monomeer
polymeer
Slide 41 - Slide
Wat heb je deze les geleerd? Formuleer in 3 of 4 zinnen wat voor jou de belangrijkste opbrengst van de les is.
Slide 42 - Open question
Heb je nog een vraag voor de volgende les? Noteer hem hier.
Slide 43 - Open question
Volgende les (week 1.6)
Volgende les zie ik je weer op de HAN.
Er is tijdens deze bijeenkomst ruimte om vragen te stellen over hoofdstuk 10 en 11 en álle andere hoofdstukken die tot nu toe voorbij zijn gekomen.
Slide 44 - Slide
Goed gewerkt!
Je bent aan het einde van deze E-learning gekomen.
We willen graag van je weten hoe je deze les hebt ervaren.
Wil je de volgende 2 vragen nog invullen?
Klik!
Slide 45 - Slide
Geef een top voor deze les. Wat moet er de volgende keer zeker in blijven?
Slide 46 - Open question
Geef een tip voor deze les. Wat zou er een volgende keer anders moeten?