NK 6.2 + UL 6.3 (+6.4)

planning
  • leerdoelen 6.3
  • uitleg 6.3
  • Aan de slag met opdrachten 6.3
  • Nakijken opdrachten 6.3
  • leerdoelen 6.4
  • uitleg 6.4
  • huiswerk opgeven  

1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

planning
  • leerdoelen 6.3
  • uitleg 6.3
  • Aan de slag met opdrachten 6.3
  • Nakijken opdrachten 6.3
  • leerdoelen 6.4
  • uitleg 6.4
  • huiswerk opgeven  

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 6.3
  1. Ik kan de koolstofkringloop beschrijven. 
  2.  Ik kan de stikstofkringloop beschrijven. 

Slide 2 - Slide

Voorbeelden van kringlopen = Kringloop van water 
(ken je misschien al vanuit aardrijkskunde)

Slide 3 - Slide

Kringlopen
Als je mobieltje kapot is en niet valt te repareren, dan kun je heb inleveren. Sommige stoffen uit je mobieltje worden eruit gehaald en opnieuw gebruikt.

In de natuur worden stoffen ook opnieuw gebruikt, 
zoals bijvoorbeeld koolstof en stikstof. 

De verschillende stoffen waarin koolstof kan voorkomen en van het ene organisme naar het andere gaat noem je de koolstofkringloop. 

Slide 4 - Slide

Koolstofkringloop
  • Planten nemen koolstofdioxide op uit de                                                             lucht. In koolstofdioxide zit koolstof.                                                                                 Bij de fotosynthese wordt met deze                                                                       koolstof glucose gevormd. 
  • Een deel van de glucose verbruiken                                                                       planten bij verbranding.                                                                                                       De koolstof uit de glucose wordt dan                                                                       omgezet in koolstofdioxide, die dan wordt afgegeven aan de lucht. 

Slide 5 - Slide

Koolstofkringloop
  • Een ander deel van de glucose gebruikt de plant om energierijke stoffen (koolhydraten, eiwitten, vetten) te maken.
  • Zo komt de koolstof terecht in alle plantaardige energierijke stoffen. 

Slide 6 - Slide

Koolstofkringloop
  • Planteneters nemen deze plantaardige energierijke stoffen op in hun lichaam. Een deel van deze stoffen wordt als brandstof gebruikt. Hierbij ontstaat CO2 dat aan de lucht wordt afgegeven. 
  • Een ander deel van de plantaardige energierijke stoffen wordt gebruikt om dierlijke energierijke stoffen te maken. 
  • Vleeseters nemen deze energierijke stoffen op als ze planteneters eten. 

Slide 7 - Slide

Koolstofkringloop
  • Planten en dieren kunnen ook doodgaan zonder dat ze worden opgegeten. De energierijke stoffen in dode organismen en uitwerpselen worden door reducenten (bacteriën en schimmels) opgenomen. 
  • De reducenten verbranden het grootste deel van deze stoffen. Hierbij komt de koolstof weer terecht in CO2 dat weer wordt afgegeven aan de lucht. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Stikstofkringloop

  • Alle organismen hebben stikstof nodig. 
  • Stikstof is een belangrijk onderdeel van eiwitten en DNA.

De verschillende stoffen waarin stikstof kan voorkomen en van het ene naar het andere organisme gaat, noem je stikstofkringloop. 

Slide 10 - Slide

Stikstofkringloop
  • Stikstof komt in de bodem onder                                                   andere voor in de stof nitraat. 
  • Planten nemen water uit de bodem                                           op met daarin nitraat.
  • Ze gebruiken het nitraat samen met                                      glucose voor de vorming van eiwitten. 

Slide 11 - Slide

Stikstofkringloop
  • Planteneters zetten een deel van deze eiwitten om in dierlijke eiwitten.
  • Ook dierlijke eiwitten bevatten stikstof.
  • Vleeseters nemen deze eiwitten                                                   op via het voedsel. 

Slide 12 - Slide

Stikstofkringloop
  • Niet alle eiwitten worden                                                      opgegeten en verteerd.                                                                         Deze eiwitten zitten in                                                         uitwerpselen of in dode planten of dieren.
  • Reducenten gebruiken die eiwitten als brandstof. Bij de verbranding van de eiwitten ontstaat ammoniak. Een deel wordt ammoniakgas.

Slide 13 - Slide

Stikstofkringloop
  • Stikstof zit ook in de lucht.
  • Planten en dieren kunnen geen stikstof uit de lucht opnemen, maar stikstofbindende bacteriën we. 
  • Deze bacteriën komen                                           onder andere voor in                          wortelknolletjes van planten                            zoals klaver en lupine.  
  • Een deel van de stikstof die deze bacteriën uit de lucht opnemen, komt als nitraat in de bodem terecht. 

Slide 14 - Slide

Maak nu in je boek 

op blz. 88-90

opdracht 1 t/m 4
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Nakijken opdracht 1 t/m 4:
1a = A
1b = A + B + C + D
1c = B
1d = C

Slide 16 - Slide

opdracht 2
1 = glucose
2 = plantaardige energierijke stoffen
3 = dierlijke energierijke stoffen
4 = energierijke stoffen in bacteriën en schimmels
5 = verbranding
6 = verbranding
7 = verbranding
8 = koolstofdioxide
9 = fotosynthese
opdracht 3
a = A
b = D
c = A

Slide 17 - Slide

afb. 5 =

Slide 18 - Slide

afb. 6 =

Slide 19 - Slide

Leerdoelen 6.4
  1. Ik kan de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
  2.  Ik kan de niveau´s van de ecologie beschrijven.
  3. Ik kan aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren. 

Slide 20 - Slide

(a)biotische factoren
biotische factoren
(a)biotische factoren
Deze factoren hebben invloed op groeikansen en overlevingskansen van organismen. 

Slide 21 - Slide

Biotische factoren
Biotische factoren zijn invloeden van de levende natuur op een organisme.
Belangrijke biotische factoren zijn vaak:
  • soortgenoten
  • concurrenten
  • predatoren
  • voedsel
  • ziekteverwekkers.

Slide 22 - Slide

Abiotische factoren
Abiotisch factoren horen bij de levenloze natuur.
Belangrijke abiotische factoren zijn vaak:
  • Bodem
  • Licht
  • Temperatuur

Slide 23 - Slide

Organisatieniveaus van de ecologie
  • Eén enkel organisme is een individu.

  • Een populatie is een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten. 

Slide 24 - Slide

Organisatieniveaus van de ecologie
In een leefgebied leven populaties ver verschillende andere soorten. 

Alle populaties in een bepaald leefgebied vormen samen een levensgemeenschap. 

Slide 25 - Slide

Organisatieniveaus van de ecologie
Verschillende populaties kunnen elkaar beïnvloeden.

Daarnaast worden de populaties beïnvloed door abiotische factoren. 

Alle abiotische factoren en populaties in een bepaald gebied  vormen samen een ecosysteem. 

Slide 26 - Slide

Populatiegrootte

Slide 27 - Slide

Populatiegrootte verandert constant

Slide 28 - Slide

Populatiegrootte
De populatiegrootte is: het aantal organismen in een populatie. 

De populatiegrootte hangt af van: de invloeden uit de omgeving, dus van biotische en a-biotische factoren.

Slide 29 - Slide

Optimumkromme
De invloed van abiotische factoren kan worden weergegeven in een optimumkromme.
Hieruit kan je onderscheiden:
  • Minimum 
  • Optimum
  • Maximum 
  • Tolerantiegebied 

Slide 30 - Slide

Optimumkromme
Het diagram geeft de optimumkromme voor een organisme
Bij de ideale temperatuur is de kans op overleven en voortplanten het grootst.

Slide 31 - Slide

Optimumkromme       (beste omstandigheden)

Slide 32 - Slide

Huiswerk voor volgend les = 
Maak ONLINE van 
  • basisstof 6.3 - opdracht 5 + 6 + 7
  • basisstof 6.4 - opdracht 1 + 2 + 3 + 5 + 6 + 7


Slide 33 - Slide

Optimumkromme

Slide 34 - Slide