12.1 Enzymen

Verwachtingen vandaag!
  • Mijn boek ligt open op paragraaf: 12.1 blz. 10 
  • Ik heb alleen de benodigde spullen op tafel: Boek, schrift en etui
  • Als ik wat wil zeggen steek ik mijn hand op 
  • Als de docent praat ben ik stil
  • Ik respecteer een ander en zijn eigendommen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verwachtingen vandaag!
  • Mijn boek ligt open op paragraaf: 12.1 blz. 10 
  • Ik heb alleen de benodigde spullen op tafel: Boek, schrift en etui
  • Als ik wat wil zeggen steek ik mijn hand op 
  • Als de docent praat ben ik stil
  • Ik respecteer een ander en zijn eigendommen

Slide 1 - Slide

12.1 Enzymen
Thema 12 voeding en vertering

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 12.1
  • Je kunt de werking van enzymen beschrijven.
  • Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij voedselbederf.
  • Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd.

Slide 3 - Slide

Enzymen
  • In cellen vinden heel veel scheikundige reacties plaats.
  • Bij deze reacties worden stoffen omgezet in andere stoffen.
  • Verbranding, fotosynthese en assimilatie zijn voorbeelden van stofwisselingsprocessen binnen organismen. 
  • Enzymen (speciale eiwitten) werken specifiek. Dat wil zeggen dat één enzym maar één reactie in de cel versnelt.
  • In een cel vinden veel verschillende reactie plaats.
  • Een cel bevat dus veel verschillende enzymen

Slide 4 - Slide

Werking van enzymen
  •  Enzymen kunnen zorgen dat een stof zich sneller splits. De enzym functioneert dan als een schoort schaar.
  • Een enzym werkt meestal maar op één stof, maar kan deze stof wel vaker splitsen. Je hebt dus maar een paar enzymen nodig om een bepaalde stof vaak te splitsen.
  • Een ander enzym kan verschillende stoffen samenvoegen.
  • Dit kan de enzym ook vaker doen.
  • Enzymen versnellen de reactie van stofwisselingsprocessen zonder daarbij zelf te worden verbruikt.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Enzymactiviteit
  • De snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt, wordt de enzymactiviteit genoemd. De enzymactiviteit is afhankelijk van temperatuur en de zuurgraad. 
  • In een diagram kun je de optimumkromme weergeven. Hierin kun je een minimum, een optimum en een maximum temperatuur aangeven waarbij het enzym werkt.
  • Bij een minimum temperatuur kan een enzym later wel weer werken, bij een te hoge temperatuur wordt het enzym onwerkbaar.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Zuurgraad
  • Alle enzymen zijn werkzaam in vloeistoffen, zoals speeksel of cytoplasma. Deze vloeistoffen bestaan uit water met opgeloste stoffen.
  • Door deze stoffen heeft elke vloeistof een bepaalde zuurgraad of pH.
  • Zuiver water is neutraal, deze heeft dan een pH waarde van 7, hoe lager de pH hoe zuurder de vloeistof.
  • Als een vloeistof een hogere pH heeft dan 7, zoals zeepsop. Dan noemen we zo'n vloeistof basisch.
  • De meeste enzymen werken het beste bij een pH van 7, dus neutraal. 

Slide 9 - Slide

Voedselbederf
  • Ons voedsel bestaat vaak uit dode resten van organismen.
  • Reducenten breken deze resten af.
  • Enzymen versnellen dit proces, enzymen in bacteriën en schimmels werken het beste bij een optimale temperatuur en in een vochtige omgeving. In deze omstandigheden zal voedsel snel bederven.
  • Bij afbraak van voedsel kunnen giftige stoffen ontstaan. Deze kunnen een voedselvergiftiging veroorzaken.
  • Voedsel met een grote hoeveel bacteriën en schimmels kunnen een voedselinfectie veroorzaken.

Slide 10 - Slide

Conserveren
  • Door voedsel te conserveren is het langer houdbaar.
  • Bij conserveren worden de omstandigheden voor de bacteriën en schimmels ongunstig gemaakt.
  • Bij een lage temperatuur en een droge omgeving zijn de meeste enzymen van bacteriën en schimmels niet actief. Voedsel bederft dan minder snel. 

Slide 11 - Slide

Conserveermiddelen
  • Om voorverpakt voedsel langer houdbaar te maken worden conserveermiddelen gebruikt.
  • Zuur, suiker en zout zijn natuurlijke conserveermiddelen.
  • Suiker en zout halen vocht uit de omgeving.
  • Aan veel voedsel worden kunstmatige conserveermiddelen toegevoegd.
  • Deze zorgen ervoor dat bacteriën en schimmels niet kunnen  vermenigvuldigen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Aan het werk!
Maken opdrachten 12.1: 1, 2, 3, 5, 6 en 7 
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 12.1
Veel goed? -> Maken Plusopdracht 8+

 

timer
25:00

Slide 14 - Slide

Leerdoelen herhalen
  • Je kunt de werking van enzymen beschrijven.
  • Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij voedselbederf.
  • Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd.

Slide 15 - Slide