4m - L13 P1 - Sprechen: am Bahnhof

   Deutsch!    

4m
Les 14 P1
Guten Morgen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

   Deutsch!    

4m
Les 14 P1
Guten Morgen

Slide 1 - Slide

spreekopdracht 1 (MO1)
vrijdag inleveren!!!

opdracht staat bij jaarbijlagen in SOM

Slide 2 - Slide

Lernziel
Lernziel Kapitel 2
- je kunt informatie geven en vragen (A2) 

> op een station treinkaartjes kopen 
> reisinformatie opvragen

Slide 3 - Slide

Heute
Voorbereiding voor les 13:

maken: Aufgabe 1 t/m 4 van Kapitel 2
leren: Vokabeln Aufgabe 4 (Seite 33).

Verwerkingsopdrachten na les 13:
maken: Aufgabe 5 t/m 9 van Kapitel 2
leren: Vokabeln Aufgabe 4 (Seite 37).






Slide 4 - Slide

Am Bahnhof

Slide 5 - Slide

das Flugzeug
der Fahrplan
der Zoll
das Schließfach
die Seife
die Baustelle
der Zuschlag

Slide 6 - Drag question

Woordjes Kapitel 2
de gevonden voorwerpen
het loket
de conducteur
de vertraging
de vliegmaatschappij
de aansluiting
der Anschluss
der Schaffner
das Fundbüro
der Schalter
die Verspätung
die Fluggesellschaft

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Slide

spreekopdracht 2 (MO2)
toetsweek 1

tweetallen doorgeven na de herfstvakantie

Slide 9 - Slide

Periode 1
13 Okt 2023: 
Deadline MO 1

 donderdag 2 Nov: SO1

Toetsweek: MO 2 in tweetallen





-

Slide 10 - Slide

a - kort   →   Katze
a - lang  →  Bahn

o - kort   →  Bonn
o - lang →  Boot

u  - kort  →  kurz
u  -  lang   →  Huhn

e  - kort   →   denn
e  - lang   →   drehen


ä  - kort  → Märchen
ä   - lang   → Käse

ö  -  kort  → völlig
ö  - lang → hören

ü - kort  → Hülle
ü  -  lang  →  Tüte

i  - kort  → ich
i(e)  - lang  → liebe

Slide 11 - Slide

y  →  Typ
maar niet in leenwoorden!
(Hobby / Baby)

ei → reisen

au  →  Haus
aü  → Häuser

eu → Heute




G-klanken
begin van het woord? Goodbye
Ach-Laute
Ich-Laute

Z → Zaun

s  → sie
sp  → spielen
sch  → Schiff

Slide 12 - Slide

Spreek de volgende zinnen in via Speakteach en beoordeel je eigen Duits.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Tips
- luister / check hoe iets wordt uitgesproken
- maak de lange klinkers ook echt lang
- na een K / P / T een extra H uitspreken
- vermijd Engels!

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Hoe spreek je 'u' uit?
A
als [uu] in vuur
B
als [oo] in boot
C
als [oe] in boek
D
als [ui] in huis

Slide 17 - Quiz

Hoe spreek je de Duitse letter z als in "zehn zahme Ziegen ziehen..." uit?
A
als 'ts', als in Duitser
B
als Nederlandse z, als in zomer
C
als Nederlandse s, als in soep
D
In het Duits wordt deze letter niet uitgesproken

Slide 18 - Quiz

Hoe spreek je de Duitse letters ch voor o en a , als in machen en noch uit?
A
Als ch in het Nederlands, 'zonder lucht'
B
Als de x in Xander.
C
Altijd zachter dan in het Nederlands, 'met lucht'
D
Voor de a als in het Nederlands, na de o 'met lucht'

Slide 19 - Quiz

Hoe spreek je de Duitse letters ch voor i en e , als in ich und echt uit?
A
Altijd zachter dan in het Nederlands, 'met lucht'
B
Altijd hetzelfde als in het Nederlands
C
Als de k in breken
D
Na de i, 'met lucht', zachter, na de e als in het Nederlands

Slide 20 - Quiz

Zungenbrecher 
  1. Schatz, schau: Schönis schöne Schwester schwänzt schon wieder.
  2. Schneiders Schere schneidet scharf, scharf schneiedet Schneiders Schere.

Slide 21 - Slide

Zungenbrecher 

  1. Selten ess' ich Essig: ess' ich Essig, ess' ich Essig mit Sallatz.
  2. Sommer, Sonne, Sonnenbrand, sang Susi sonnabends am Strand.

Slide 22 - Slide

Zungenbrecher
* Acht alte Ameisen (mieren) aßen am Abend Ananas
* Der Zahnarzt zieht Zähne mit Zahnarztzange im Zahnarztzimmer.
* Gibst Du Opi Opium, bringt Opium Opi um.
* In einem Schokoladenladen laden Ladenmädchen Schokolade aus. Ladenmädchen laden in einem Schokoladenladen Schokolade aus.
*Wenn Fliegen hinter Fliegen fliegen, fliegen Fliegen Fliegen nach.
*Wer nichts weiß und weiß, dass er nichts weiß, weiß mehr als der, der nichts weiß und nicht weiß, dass er nichts weiß.

Slide 23 - Slide

Heute
Voorbereiding voor les 13:

maken: Aufgabe 1 t/m 4 van Kapitel 2
leren: Vokabeln Aufgabe 4 (Seite 33).

Verwerkingsopdrachten na les 13:
maken: Aufgabe 5 t/m 9 van Kapitel 2
leren: Vokabeln Aufgabe 4 (Seite 37).






Slide 24 - Slide