Unit 2 lesson 5 2kb2

Reading - Wonder
timer
10:00
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Reading - Wonder
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Planning

  • Reading
  • Grammar : Trappen van vergelijking / bezit
  • worksheet
  • study for the test

Slide 2 - Slide

lesdoelen
Je weet wat er bedoeld wordt met trappen van vergelijking.
Je kunt de trappen van vergelijking herkennen.
Je kunt de trappen van vergelijking toepassen.
Je kunt korte zinnen in het Engels op schrijven.

Slide 3 - Slide

Comparisons
big
bigger
the biggest
Vergelijkingen 

Slide 4 - Slide

big - bigger - biggest

  1. Jij bent groot.    big
  2. Ik ben groter.     bigger
  3. Hij is het grootst.  biggest

bij woorden met 1 lettergreep
er - est 

Slide 5 - Slide

woorden die eindigen op - Y
Happy 
             happier 
                             happiest 


She is ......................(pretty) than me. 
than
 +er
the 
+est
as

crazy 
        crazier 
                    craziest 

Slide 6 - Slide

woorden met meerder lettergrepen
beautiful 
                   more beautiful 
                                                  most beautiful 


more als er than in de zin staat
most als er the in de zin staat. 

Slide 7 - Slide

A tiger is the ................................(dangerous) animal in the jungle.

A
dangerousest
B
dangerouser
C
more dangerous
D
most dangerous

Slide 8 - Quiz

She is ......................................(successful) than the president of America.
A
successfullest
B
successfuler
C
more successful
D
most successful

Slide 9 - Quiz

Tina is the ..............beautiful woman on earth.
A
beautifulest
B
beautifuler
C
more beautiful
D
most beautiful

Slide 10 - Quiz

Henry is .........(lazy) than a fish.
A
Lazyer
B
Lazier
C
Laziest
D
most lazy

Slide 11 - Quiz

Nike is ..............(cheap) than Gucci.
A
cheaper
B
cheapest
C
more cheap
D
most cheap

Slide 12 - Quiz

Our house is as .........(large) as yours.
A
larger
B
largest
C
more large
D
large

Slide 13 - Quiz

Study the words

Slide 14 - Slide

  • Niet met rood schrijven
  • niet praten 
  • niet lopen 


     klaar met de toets?
  • Op de hoek van de tafel
  • Maken unit 2 lesson 5 

Slide 15 - Slide