MC Rekenen D1 Paragraaf 1.4

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 1 les 5
1 / 32
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 1 les 5

Slide 1 - Slide

This item has no instructions



Hoofdstuk 1 Grootheden en eenheden
Paragraaf 1.4 Tijd

Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
Introductie
Par. 1.1
Par. 1.2
Par. 1.3
Par. 1.4
Par. 1.5
Par. 1.6
Par. 1.7
Par. 1.8
TOETS
Wat gaan we doen?
Starten
Opstarten van de les
Kennis activeren
Uitleg par. 1.4 Tijd
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 1.4
Kennis checken
Nabespreken (selectie van) opdrachten par. 1.4
Kennis toetsen
Toetsen examenopdracht met toelichting
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions


Aan het werk via de korte route
  • Blijf 120 minuten ingelogd in Google Meet.
  • Maak de examenopdrachten van par. 1.4.
  • Lever de opdrachten voor de deadline in.
Voortgang
Ik beoordeel je opdracht en voorzie die van een cijfer en persoonlijke feedback. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions


Aan het werk via de basisroute
Bij de basisroute herhalen we eerst een deel van de basisstof. Vandaag besteden we aandacht aan het afronden van getallen. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions


Het afronden van getallen
Als je getallen achter de komma afrondt, maak je ze korter. Getallen die eindigen op een cijfer lager dan 5, rond je af naar beneden. Getallen die eindigen op een cijfer hoger dan 5, rond je af naar boven. 

214,302 = 214,30 (het getal 2 rond je af naar beneden)
214,306 = 214,31 (het getal 6 rond je af naar boven)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions






Als je 2,8 afrondt, rond je af naar ...


A
beneden
B
boven

Slide 7 - Quiz

B

Het cijfer 8 is boven de 5, dus rond je het getal af naar boven.








Als je 2,82 afrondt, rond je af naar ...


A
beneden
B
boven

Slide 8 - Quiz

A

Het cijfer 2 is onder de 5, dus rond je het getal af naar beneden.








Als je 2,849 afrondt, wordt het ...


A
2,84
B
2,85

Slide 9 - Quiz

B

Het cijfer 9 is boven de 5, dus rond je het getal af naar boven.



timer
5:00
Pauze

Slide 10 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 1.4 Tijd

Leerdoelen


  • Ik kan tijdseenheden omrekenen.
  • Ik kan het tijdsverschil tussen twee tijden berekenen.
  • Ik kan tijd noteren.



Slide 11 - Slide

This item has no instructions





Een etmaal duurt...
A
8 uur
B
12 uur
C
16 uur
D
24 uur

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions





Een half jaar is ...
A
0,5 jaar
B
6 maanden
C
26 weken
D
A + B + C

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions





24,75 uur =


A
1 dag en 45 minuten
B
1 dag en 75 minuten
C
1 dag en 45 uur
D
1 dag en 75 uur

Slide 14 - Quiz

24 uur = 1 dag
0,75 uur = 3/4 deel van 60 = 45 minuten

24,75 uur = 1 dag en 45 minuten


Aan het werk via de basisroute
  • Maak opdracht 2 en 6 van paragraaf 1.4
 

Licentie?
Maak de opdrachten dan online! Dat scheelt je veel tijd!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions


Aan het werk via de basisroute
timer
15:00

Slide 16 - Slide

This item has no instructions


Opdracht 2
2a. 1,25 uur x 60 = 75 minuten

2b. 3,5 uur x 60 = 210 minuten

2c. 0,2 uur x 60 = 12 minuten

2d. 3,2 minuten x 60 = 192 seconden


2e. 2,25 minuten x 60 = 135 seconden

2f. 132 seconden : 60 = 2,2 minuten 












Slide 17 - Slide

This item has no instructions





6. Hoeveel minuten en seconden moet Sanne wachten?
A
25 minuten en 31 seconden
B
26 minuten en 31 seconden
C
27 minuten en 31 seconden
D
28 minuten en 31 seconden

Slide 18 - Quiz

15 minuten en 31 seconden tot 2 uur
12 minuten na 2 uur

15:31 + 12 = 27:31

Aan het werk via de basisroute
  • Maak opdracht 11 en 13 van paragraaf 1.4.
 

Licentie?
Maak de opdrachten dan online! Dat scheelt je veel tijd!

Slide 19 - Slide

This item has no instructions


Aan het werk via de basisroute
timer
20:00

Slide 20 - Slide

This item has no instructions





11a. Hoeveel uur is het park open op dinsdag 10 mei?
A
6 uur
B
6,5 uur
C
7 uur
D
7,5 uur

Slide 21 - Quiz

van 10:00 tot 17:30 uur = 7,5 of 07:30 uur




11b. Hoeveel tijd hebben Iris en Yannick nog in het park?
A
5 uur en 20 minuten
B
6 uur en 20 minuten
C
5 uur en 40 minuten
D
6 uur en 40 minuten

Slide 22 - Quiz

17:30 - 11:10 = 06:20 




11c. Hoeveel uur is het park in totaal open in mei?
A
211,5 uur
B
217 uur
C
221,5 uur
D
227 uur

Slide 23 - Quiz

20 x 7,5 = 150 uur
11  x 7 = 77 uur

150 + 77 = 227 uur 



13a. Hoeveel dagen heeft Ans na 26 april om haar werkstuk af te maken?
A
18 dagen
B
20 dagen
C
22 dagen
D
24 dagen

Slide 24 - Quiz

4 dagen tot 30 april
6 dagen tot 6 mei
14 dagen uitstel

4 + 6  + 14 = 24 dagen 




13b. Op welke datum moet Ans haar werkstuk inleveren?
A
18 mei
B
19 mei
C
20 mei
D
21 mei

Slide 25 - Quiz

26 april + 24 dagen = 20 mei 
timer
5:00
Pauze

Slide 26 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 1.4 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door een berekening te maken en die op te schrijven. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdrachten. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions


Examenopdracht
Bo reist van Spijkenisse naar haar vriendin in Eindhoven.
Ze loopt in 8 minuten van haar huis naar het metrostation.
In Eindhoven moet zij een kwartier lopen naar het huis
van haar vriendin.

Bereken hoeveel minuten Bo van deur tot deur onderweg is.
timer
10:00

Slide 28 - Slide

This item has no instructions





Hoeveel minuten is Bo van deur tot deur onderweg?
A
89 minuten
B
98 minuten
C
104 minuten
D
138 minuten

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht a

Bereken eerst de reistijd met de metro en de trein
van 11:34 tot 12:00 uur = 26 minuten
van 12:00 tot 13:29 uur = 1 uur en 29 minuten = 89 minuten
26 + 89 = 115 minuten

Bereken dan de wandeltijd
8 + 15 = 23 minuten 

Bereken dan de totale reistijd
115 + 23 = 138 minuten 

Wat weet je al?
Je weet de reistijd met de metro en de trein.
Die kan je aflezen in het overzicht.

Je weet de wandeltijd.
Die is 8 minuten van het huis van Bo naar het metrostation en 15 minuten van de trein naar het huis van de vriendin.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen

  • Ik kan tijdseenheden omrekenen.
  • Ik kan het tijdsverschil tussen twee tijden berekenen.

Heb je je licentie besteld, geactiveerd en gekoppeld?
Dan mag je de les nu verlaten!
Volgende week

Slide 31 - Slide

This item has no instructions


Je hebt nog 1 week om je licentie te bestellen
  • Bestel de licentie voor NU Rekenen.
  • Activeer je licentie voor NU Rekenen.
  • Koppel je aan Maas College Rotterdam.
  • Koppel je aan klas met de klascode. 

Slide 32 - Slide

GROEP MAANDAG
School : MAAS COLLEGE ROTTERDAM
Klas : 295199
Methode : NU Rekenen niveau 4

GROEP DONDERDAG
School : MAAS COLLEGE ROTTERDAM
Klas : 357965
Methode : NU Rekenen niveau 4