Grammatica zd pv t/m bwb

Grammatica zinsdelen






                                                                                                                            1ha
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen






                                                                                                                            1ha

Slide 1 - Slide

Wat weet je er nog van?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

Kan jij het lijdend voorwerp
in die zin vinden?
A
jij
B
kan vinden
C
het lijdend voorwerp
D
in die zin

Slide 4 - Quiz

Het onderwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat?
B
wie/wat + pv?
C
wie/wat + pv + gezegde
D
wie/wat + lv?

Slide 5 - Quiz

Juist of onjuist?

Vraagwoorden waarmee je bijwoordelijke bepalingen (BWB) zoekt, zijn ook bijwoordelijke bepaling.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Juist of onjuist?

Een zin kan meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Op welke vraag geeft de bijwoordelijke bepaling geen antwoord?
A
Waar?
B
Waarom?
C
Wanneer?
D
Wat?

Slide 8 - Quiz

Op welke vraag geeft de bijwoordelijke bepaling geen antwoord?



A
Aan wie?
B
Hoe?
C
Waarom?
D
Wanneer?

Slide 9 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Met deze auto wil ik rijden.
A
ik
B
wil rijden
C
auto
D
met deze auto

Slide 10 - Quiz

Welk vraagwoord kon je daarbij bedenken?

Slide 11 - Open question

Waarom wil mijn oma altijd [een zoen] hebben?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Quiz

[Gisteren] werd de kampioen gehuldigd op het stadhuis.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quiz

Loop volgend jaar [de marathon van New York].
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

'Liza at vandaag twee stukken pizza.'
A
Liza
B
pizza
C
twee stukken pizza
D
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 15 - Quiz

Hij fietste naar het sportveld.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 16 - Open question

Wat is géén BWB?
Ik ga misschien morgen naar de Efteling.
A
ga
B
misschien
C
morgen
D
naar de Efteling

Slide 17 - Quiz

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 18 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
bijwoordelijke
bepaling
Ze
heeft
 dit jaar
een mooi cadeau 
voor haar vader
gemaakt.

Slide 19 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Ze
feliciteerde
hem
in de woonkamer. 

Slide 20 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedgekeurd.

Slide 21 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Morgen
gaat
het kleine meisje
bij haar oma
logeren.

Slide 22 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Vandaag
wil
ik
niets
doen.
gaan
voor school

Slide 23 - Drag question

Wat wist je nog goed?

Slide 24 - Mind map

Waar moet je nog
op oefenen?

Slide 25 - Mind map

Aan de slag
Maak van elk hoofdstuk minstens één opdracht van grammatica zinsdelen.

Maak daarnaast via Cambiumned.nl ook minstens zes opdrachten die je zelf kiest (wel van minstens 3 verschillende onderdelen). Zet deze resultaten weer in een word-bestand en lever het in via itslearning.

Slide 26 - Slide