Grammatik kapitel 4 - ww vervoegen en voltooid deelwoord

Kapitel 4
Werkwoordsvervoeging en voltooid deelwoord
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Kapitel 4
Werkwoordsvervoeging en voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

du
wir
er
ich
es
Sie
ihr
wer
sie (ev)
sie (mv)
ik
jij
hij
zij (ev)
het
wie
u
zij (mv)
jullie
wij

Slide 2 - Drag question

Werkwoordsvervoeging


 
 
 Feesttenten -> Bij alle vervoegingen (als er geen uitzondering bij hoort
 Eettenten -> als de stam van een werkwoord eindigt op een S-klank (s, ss, z, x of ß)
I
D
E
W
I
S
FE
E
ST
T
EN
T
EN
E
E
T
T
EN
T
EN

Slide 3 - Slide

feesttenten
eettenten
wohnen
heißen
rennen
tanzen
reisen
schreiben
fassen
beißen

Slide 4 - Drag question

Welke vervoeging hoort bij welke vorm van de idewis?
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
spiele
spielst
spielt
spielen
spielt
spielen
heiße
heißt
heißt
heißen
heißen
heißt

Slide 5 - Drag question

Ihr _______ (schwimmen) jeden Tag eine Stunde
A
schwimmen
B
schwimme
C
schwimmt
D
schwimmst

Slide 6 - Quiz

Ich _______ (leben) in den Niederlanden
A
lebt
B
lebe
C
lebst
D
leben

Slide 7 - Quiz

Du _______ (heißen) Marie und wie heißt deine Schwester?
A
heißst
B
heißen
C
heiße
D
heißt

Slide 8 - Quiz

Ich _______ (hoffen) das ich die Prüfung schaffe.

Slide 9 - Open question

Wir _________ (laufen) entlang der Nordsee.

Slide 10 - Open question

Nächstes Jahr ______ (reisen) Sie in die USA.

Slide 11 - Open question

Voltooid deelwoord
ge + stam + t
voorbeeld: wohnen - gewohnt; machen - gemacht

Uitzondering: Woorden die beginnen met be- of ver- of eindigen op -ieren -> dan stam + t

Slide 12 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord van:
spielen
A
gespielen
B
bespielt
C
bespielen
D
gespielt

Slide 13 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
besuchen
A
gebesucht
B
besuchen
C
gebesuchen
D
besucht

Slide 14 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
rutschen
A
gerutst
B
gerutscht
C
rutschen
D
gerutschen

Slide 15 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
spazieren
A
spazieren
B
gespazieren
C
spaziert
D
gespaziert

Slide 16 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
füttern
A
gefüttert
B
gefütteren
C
füttern
D
füttert

Slide 17 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
versorgen
A
versorgt
B
versorgen
C
geversorgt
D
geversorgen

Slide 18 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
machen

Slide 19 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
verkaufen

Slide 20 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
wohnen

Slide 21 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
fotografieren

Slide 22 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
leben

Slide 23 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
berauben

Slide 24 - Open question