HA1: lezen H4: tekstverbanden

Tekstverbanden
verbanden tussen zinnen / alinea's
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Tekstverbanden
verbanden tussen zinnen / alinea's

Slide 1 - Slide

Doel

Je weet wat een tekstverband is
Je weet wat signaalwoorden zijn
Je kent de tekstverbanden chronologie, reden, opsomming, tegenstelling, toelichting

Slide 2 - Slide

Theorie
Een tekst bestaat uit verschillende alinea's. Die vormen samen weer een geheel, ze staan dus niet zomaar bij elkaar. Dat alles bij elkaar hoort, wordt gevormd door verbanden. Deze verbanden breien de alinea's aan elkaar. Hiervoor heb je verbindingswoorden nodig: ook wel signaalwoorden genoemd.

Slide 3 - Slide

Soorten verbanden
Er zijn verschillende soorten tekstverbanden:

- chronologisch
- opsommend
- tegenstellend
- reden
- toelichtend

Slide 4 - Slide

Chronologisch
= volgorde van tijd

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden:

voordat, nadat, eerst,
daarna, vroeger, toen, later etc.

Slide 6 - Slide

chronologisch - voorbeeld
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.

Slide 7 - Slide

chronologisch - voorbeeld
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.

Slide 8 - Slide

Opsommend

Slide 9 - Slide

Signaalwoorden:


ook, verder, bovendien, en, maar ook, ten eerste, als laatste etc.

Slide 10 - Slide

opsomming- voorbeeld
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk een spannend boek te lezen.

Slide 11 - Slide

opsomming- voorbeeld
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk een spannend boek te lezen.

Slide 12 - Slide

TIP: Je kan er "punten" van maken


In haar vrije tijd doet zij:

- sport

- televisiekijken

- boeken lezen

Slide 13 - Slide

Tegenstelling

Slide 14 - Slide

Signaalwoorden:

maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds-anderzijds etc.

Slide 15 - Slide

tegenstelling - voorbeeld

Op internet zijn veel bedriegers actief. Maar de politie doet er veel te weinig aan om ze op te sporen.

Slide 16 - Slide

tegenstelling - voorbeeld

Op internet zijn veel bedriegers actief. Maar de politie doet er veel te weinig aan om ze op te sporen.

Slide 17 - Slide

Reden

Slide 18 - Slide

Signaalwoorden:

omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is

Slide 19 - Slide

Reden- voorbeeld
Ik lever mijn oude mobiel altijd in, want dat is beter voor het milieu

Slide 20 - Slide

Reden- voorbeeld
Ik lever mijn oude mobiel altijd in, want dat is beter voor het milieu

Slide 21 - Slide

Toelichtend

Slide 22 - Slide

Signaalwoorden:

bijvoorbeeld, zo, als, denk aan, neem nou

Slide 23 - Slide

toelichtend - voorbeeld
Adriana kookt graag buitenlandse gerechten, zoals couscous

Slide 24 - Slide

toelichtend - voorbeeld
Adriana kookt graag buitenlandse gerechten, zoals couscous

Slide 25 - Slide

Even oefenen

Slide 26 - Slide

Welk verband herken je in de volgende zin?

Hoewel Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tegenstelling
B
Tijdsvolgorde
C
Opsomming
D
Vergelijking

Slide 27 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Doordat er een ongeluk gebeurd was, kwamen wij te laat.

A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Reden

Slide 28 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, een glas drinken en een pizza.
A
Tegenstelling
B
Toelichting
C
Opsomming
D
Chronologie

Slide 29 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Het heeft vannacht enorm gesneeuwd, met als gevolg dat ik de deur vanochtend bijna niet open kreeg.
A
Tegenstelling
B
Reden
C
Opsomming
D
Tijdsvolgorde

Slide 30 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Eerst ga je naar de kapper en vervolgens ga je nieuwe schoenen kopen.
A
Tijdsvolgorde
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Opsomming

Slide 31 - Quiz

Evaluatie

Slide 32 - Slide

Wat is het verschil tussen een chronologisch verband en een tegenstellend verband?

Slide 33 - Open question

Wat zijn signaalwoorden?

Slide 34 - Open question

Wat is aan de tekstverbanden nog lastig?

Slide 35 - Open question