Op een boom zat eens
Een raaf, en hij had in zijn mond
Een kaas. Dit zag Reinaert
En hij sprak zo tegen de raaf:
‘Jouw veren zijn zo mooi,
Dat je beter dan alle vogels
Zou zijn, als je ook nog helder kon zingen.’
‘Bij God,’ zei hij, ‘ja ik wel, godzijdank.’
Toen liet hij zijn geluid horen.
Hij opende zijn mond en de kaas viel eruit.
De kaas greep Reinaert de vos
En hij liep ermee naar zijn hol.
Zo zijn velen te grazen genomen
Door het geslijm dat ze te horen hadden gekregen\