De uitscheiding: het urinestelsel

LE2 week 3: Anatomie en fysiologie van het urinestelsel
                       De werking van het plasmechanisme

Lesdoelen
  1.  Aan het einde van de les kun je de belangrijkste functies van de nieren benoemen volgens LE2
  2. Aan het einde van de les kun je de werking van het plasmechanisme benoemen volgens LE2
Het urinestelsel
1 / 33
next
Slide 1: Slide
voeding-verzorgingSecundair onderwijs

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

LE2 week 3: Anatomie en fysiologie van het urinestelsel
                       De werking van het plasmechanisme

Lesdoelen
  1.  Aan het einde van de les kun je de belangrijkste functies van de nieren benoemen volgens LE2
  2. Aan het einde van de les kun je de werking van het plasmechanisme benoemen volgens LE2
Het urinestelsel

Slide 1 - Slide


Waarom leren we binnen deze studierichting over de uitscheiding?

Slide 2 - Open question

Noem 4 uitscheidingsproducten op.

Slide 3 - Open question

Wat geraken we kwijt tijdens de afscheiding?
A
afvalstoffen en nuttige stoffen
B
afvalstoffen
C
afvalstoffen en overtollige stoffen uit de adem
D
nuttige stoffen

Slide 4 - Quiz

Wat zijn afvalstoffen?
A
nutteloze of schadelijke bijproducten van de stofwisseling
B
nuttige bijproducten

Slide 5 - Quiz

Wat bevat het bloed dat uit onze organen wegstroomt?
A
afvalstoffen en CO
B
afvalstoffen en CO2
C
ballaststoffen en CO

Slide 6 - Quiz

Welke afvalstof verwijder je via de ademhaling?
A
CO
B
CO2

Slide 7 - Quiz

Hoe worden de vaste afvalstoffen verwijderd?
A
via de mond
B
via de neus
C
via de darmen
D
via de huid

Slide 8 - Quiz

Welke afvalstof verwijder je via de nieren?
A
adem
B
zweet
C
urine
D
stoelgang

Slide 9 - Quiz

Welke afvalstof verwijder je via de huid?
A
zweet
B
urine
C
stoelgang
D
adem

Slide 10 - Quiz

Wat gebeurt er als we deze afvalstoffen niet kwijtgeraken?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

0

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

Urineleiders
De 'weg' tussen de nieren en de blaas.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Noem een stof op die in urine zit.

Slide 18 - Open question

Wat is een urineblaas?

Slide 19 - Open question

Hoe komt het dat we de drang voelen om te plassen?

Slide 20 - Open question

Hoeveel urine produceren we maximaal per dag?
A
0,6 liter
B
1,5 liter
C
1 liter

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Hoe verklaar je dat de ochtendurine sterker van geur en kleur is?

Slide 25 - Open question

Soms vraagt je huisarts om een urinestaal binnen te brengen voor onderzoek. Waarom is dit best ochtendurine?

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

Ik verlies het minste vocht via
A
de longen
B
de urine
C
de huid
D
de stoelgang

Slide 28 - Quiz

Ik verlies het meeste vocht via
A
de longen
B
de urine
C
de huid
D
de stoelgang

Slide 29 - Quiz

Op warme dagen droogt mijn lichaam sneller uit.
A
ja
B
neen
C
ik weet het niet

Slide 30 - Quiz

schuimende urine kan duiden op
A
teveel bier gedronken hebben
B
nierstenen
C
diabetes
D
mogelijke ontsteking

Slide 31 - Quiz

Neem je boek p. 63. Bekijk de tekeningen goed. De nierslagader brengt bloed naar de nieren.
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quiz

Bekijk nogmaals je boek p. 63. De nierader is rood van kleur en brengt het bloed weg van de nier.
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quiz