,

5.1 en 5.2

Hoofdstuk 5
Kan de overheid dat regelen?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5
Kan de overheid dat regelen?

Slide 1 - Slide

  • uitleg par 5.1 
  • zelf aan de slag met de opgaven

Slide 2 - Slide

Leerdoelen par 5.1
Par 5.1 Stuurt de overheid de economie
  • Je kunt de begrippen marktwerking , planeconomie, vrijemarkteconomie en sociale markteconomie in eigen woorden omschrijven.
  • Je kunt in eigen woorden uitleggen waarom collectieve goederen nodig zijn en je kunt er voorbeelden van geven.
  • Je kunt in eigen woorden het begrip privatiseren omschrijven.
  • Je kent de 3 adviesinstellingen van de overheid (CBS, CPB en SER) en kunt in eigen woorden omschrijven waar ze voor staan.

Slide 3 - Slide

Waar denk jij aan bij het woord 'marktwerking'?

Slide 4 - Mind map

Marktwerking
  • Particuliere sector 
  • Aanbieders concurreren met elkaar → prijs en/of kwaliteit 
  • Lage prijs? → producenten moeten lage kosten hebben
  • Hoge kwaliteit? → telkens producten verbeteren + service

Slide 5 - Slide

Planeconomie
  • GEEN marktwerking
  • Voorbeeld: Noord-Korea (vroeger Cuba en China)
Overheid bepaalt...
  1. Wat er geproduceerd wordt 
  2. Hoeveel er geproduceerd wordt 
  3. Door wie er geproduceerd wordt 
  4. Tegen welke prijs er geproduceerd wordt

Slide 6 - Slide

Vrijemarkteconomie
  • Vraag & aanbod bepaalt de prijs
  • overheid grijpt niet in met regels/wetten
  • V.S. lijkt hier op
  • Nergens helemaal → overal een overheid die maatregelen neemt 

Slide 7 - Slide

Sociale markteconomie
  Taken van de overheid
  • zorgen voor veiligheid (politie en leger)
  • gezondheidszorg (ziekenhuizen)
  • sociale zekerheid (uitkeringen)
  • zorgen voor volkshuisvesting (wonen)
  • zorgen voor onderwijs


Slide 8 - Slide

collectieve sector & particuliere sector
Collectieve sector
Alle bedrijven die voor de overheid werken. Levert goederen en diensten waar iedereen gebruik van kan maken.

Particuliere sector
Bedrijven die goederen en diensten willen verkopen om winst te maken.

Slide 9 - Slide

Privatiseren
Activiteiten  van collectieve sector → particuliere sector

Voordelen:
  • Minder kosten en organisatie voor de overheid.
  • Prijzen kunnen lager worden door marktwerking.

    Nadelen:
  • Overheid verliest macht.
  • Sommige activiteiten stoppen misschien.
Redenen
  1. Overheid verwacht betere kwaliteit of lagere prijs
  2. Overheid vindt het niet meer nodig om het zelf te doen

Slide 10 - Slide

Adviseurs van de overheid
De overheid kan bij het maken van keuzes op economisch gebied informatie en/of advies krijgen van:

  •  CBS


  •  CPB


  •  SER


CBS = Centraal Bureau voor de Statistiek:
  • Verzamelt informatie over oa economische veranderingen.
CPB = Centraal Planbureau:
  • Onderzoekt wat de gevolgen kunnen zijn van economische beslissingen.
SER = Sociaal Economische Raad
  • Adviseert over sociaal-economische onderwerpen.
  • Bestaat uit werkgevers, werknemers en onafhankelijke deskundigen.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Leerdoelen par 5.2
Par 5.2 Het huishoudboekje van de overheid
  • Je kunt in eigen woorden omschrijven hoe de overheid aan zijn geld komt;
  • Je kunt in eigen woorden omschrijven waar de overheid geld uitgeeft.
  • Je kunt in eigen woorden het verschil tussen directe en indirecte belastingen uitleggen en belastingen plaatsen in de juiste categorie. 

Slide 13 - Slide

Financiën van de overheid

  • De rijksbegroting laat alle verwachte inkomsten en uitgaven van het komende jaar zien. 
  • De miljoenennota is een toelichting op deze begroting.


Miljoenennota
Miljoenennota

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Financiën van de overheid
Meer inkomsten dan uitgaven --> begrotingsoverschot
1. Schuld aflossen
2. Meer uitgeven

Meer uitgaven dan inkomsten --> begrotingstekort
Oplossen door:
1. Meer inkomsten 
2. Minder uitgaven
3. Geld lenen (Staatsschuld)

Slide 16 - Slide

Staatsschuld
  • Als de overheid meer geld uitgeeft dan er binnenkomt, spreek je van een begrotingstekort. 
  • Om de uitgaven toch te kunnen doen, moet de overheid geld lenen. 
  • Doordat de overheid jaren achtereen een tekort heeft gehad, is er een staatsschuld ontstaan.

Slide 17 - Slide

Uitgaven van de overheid
Ik kan uitleggen welke uitgaven
de overheid heeft

Slide 18 - Slide

Inkomsten van de overheid
Ik kan uitleggen welke inkomsten
de overheid heeft
  • Premies werknemersverzekeringen
  • Premies volksverzekeringen
  • Niet-belastingontvangsten                                         (aardgasbaten, boetes en                                                          winsten uit staatsbedrijven)
  • Directe en indirecte belastingen

Slide 19 - Slide

Directe belastingen
Worden direct aan de belastingdienst betaald.

Het gaat om de belasting over inkomen, winst en vermogen.
-Loon en inkomstenbelasting
-Dividendbelasting
-Vennootschapsbelasting
-Successierechten
-Kansspelbelasting
Indirecte belastingen
Zitten verwerkt in de prijs van producten en diensten. Ze worden betaald aan de verkoper, deze draagt ze af aan de belastingdienst.
Het gaat om btw en accijns. Je noemt deze ook wel kostprijsverhogende belastingen. 
Ander voorbeelden zijn; Invoerrechten, Milieuheffingen,
Motorvoertuigenbelasting en BPM

Slide 20 - Slide

Zelf aan de slag
• Lees hoofdstuk 5.2 (besteed vooral aandacht aan de stukken met de rode stippellijnen)
• Maak de opdrachten van 5.2
• Kijk de opgaven na


Slide 21 - Slide