BLOK 1 GRAMMATICA (Els)

Grammatica  blz. 19 t/m 22
werkwoorden
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Grammatica  blz. 19 t/m 22
werkwoorden

Slide 1 - Slide

- kun je een werkwoord vinden in een zin.
- kun je met een werkwoord zelf een goede zin maken.
- kun je zelf een zin maken waarin je het werkwoord op de goede manier gebruikt.
Aan het einde van deze paragraaf:

Slide 2 - Slide

Vul een woord in dat past in de zin: 
Joris ..... naar mij.
lacht
1
zwaait
2
roept
3
loopt
4

Slide 3 - Slide

Ik ..... na schooltijd.

Slide 4 - Open question

De leraar ..... een spannend verhaal.

Slide 5 - Open question

Onze klas ..... een klassenfeest.

Slide 6 - Open question

1. Ik speel na schooltijd.   

2. De leraar vertelt een spannend verhaal.

3. Onze klas heeft een klassenfeest. 

het werkwoord is: speel
het werkwoord is: vertelt
het werkwoord is: heeft

Slide 7 - Slide

werkwoorden:
Werkwoorden (ww) zijn doe - woorden.
Ze vertellen wat iemand of iets doet of wat er gebeurt.

Zonder werkwoord heb je géén goede zin. 

Slide 8 - Slide

Zoek het werkwoord ...
Er komen dadelijk 3 zinnen.
Je hoeft alleen maar het werkwoord op te schrijven. 

Slide 9 - Slide

Onze mentor vertelt een spannend verhaal.

Slide 10 - Mind map

Ik vertel mijn kleine zusje een grappig verhaaltje.

Slide 11 - Mind map

Wij vertellen elkaar een goede mop.

Slide 12 - Mind map

1. Onze mentor vertelt een spannend verhaal.
2. Ik vertel mijn kleine zusje een grappig verhaaltje.
3. Wij vertellen elkaar een goede mop. 
Een werkwoord past zich aan, aan wie of wat het doet.

Slide 13 - Slide

enkelvoud:

Mijn moeder bakt een taart.
Ik fiets naar huis.
Hij verzorgt zijn huisdier. 
meervoud

De koks bakken een taart.
Jullie fietsen naar huis.
Wij verzorgen ons huisdier.
Een werkwoord heeft verschillende vormen. Het past zich aan, aan wie of wat het doet. 

Slide 14 - Slide

Probeer het zelf eens.....
Maak 3 zinnen met het werkwoord SPRINGEN. 
Gebruik dit werkwoord steeds op een andere manier.  (dus: steeds iemand anders.....)

Slide 15 - Slide

Mijn 3 zinnen met het werkwoord
SPRINGEN.

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Video

Kun jij alle werkwoorden vinden? 
Je krijgt 10 zinnen.
Klik op het werkwoord. Dat wordt dan rood.
Tel hoeveel werkwoorden je gevonden hebt. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Ik had .... werkwoorden goed.
A
minder dan 5
B
5 of 6
C
7 of 8
D
9 of 10

Slide 20 - Quiz

Weet je het nog?
Een werkwoord is een doe-woord.
Een werkwoord vertelt wat iets of iemand doet. 

Er komt nu een opdracht. Is het woord een werkwoord of niet? 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link

Weer 10 werkwoorden.
Je krijgt 10 zinnen.
Klik op het werkwoord. Dat wordt dan rood.
Tel hoeveel werkwoorden je gevonden hebt. 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

Ik had .... werkwoorden goed.
A
minder dan 5
B
5 of 6
C
7 of 8
D
9 of 10

Slide 26 - Quiz

Er komt nu een woordzoeker.
Zoek alle werkwoorden.
Het zijn er:   15

Het is een moeilijke opdracht!  Probeer maar eens. 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Ik weet dat een werkwoord een doe-woord is.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 29 - Quiz

Deze vragen heb ik nog voor de juf :

Slide 30 - Open question

Huiswerk
We gaan het huiswerk opschrijven in Magister.
Schrijf het heel netjes op in je agenda. 

Slide 31 - Slide