Oefentoets organen en cellen thema 3

Steropdracht
Vul de volgende tabel in:
timer
10:00
Cel onderdelen plant
Cel onderdelen dier
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Steropdracht
Vul de volgende tabel in:
timer
10:00
Cel onderdelen plant
Cel onderdelen dier

Slide 1 - Slide

cel onderdelen overzicht
Cel onderdelen plant
Cel onderdelen dier
Celmembraan
celmembraan
kern
kern
cytoplasma
cytoplasma
Celwand
bladgroenkorrels
Vacuole

Slide 2 - Slide

Oefentoets 
hoofdstuk Organen en cellen

Slide 3 - Slide

Wisbord
Pak je wisbord:
Schrijf boven aan groot JA
Schrijf onderaan ondersteboven groot NEE


Slide 4 - Slide

Opdracht
Houd bij de volgende vragen je wisbord op de juiste manier omhoog

Slide 5 - Slide

Een wortel is een orgaan van een plant.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Dierlijke cellen hebben een celmembraan.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Celwanden zorgen voor stevigheid.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Je pakt een microscoop vast aan het oculair.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Bladgroenkorrels zitten in de kern van een plantencel.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Als je geen kleurstofoplossing toevoegt, kun je je wangcellen niet goed zien onder de microscoop.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Een weefsel is een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

In de afbeelding is een orgaan getekend.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Plantaardige cellen zijn vaak hoekiger van vorm dan dierlijke cellen.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

In afbeelding is een dierlijk weefsel getekend.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

In deel 1 zit een lens.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Met deel 5 kun je de hoeveelheid licht regelen die door het preparaat valt.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

De revolver is aangegeven met nummer 7.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Met deel 10 kun je het beeld nauwkeurig scherpstellen.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Opdracht
Wis Ja en nee uit.
Schrijf op je wisbord steeds de juiste letter bij de volgende vragen

Slide 20 - Slide

In de luchtpijp zitten spieren, cellen met trilharen en cellen die de buitenkant bedekken.
Tot hoeveel weefsels en tot hoeveel organenstelsels hoort de luchtpijp?
A
Tot één weefsel en één organenstelsel.
B
Tot één weefsel en drie organenstelsels.
C
Tot drie weefsels en één organenstelsel.
D
Tot drie weefsels en drie organenstelsels.

Slide 21 - Quiz

In de afbeelding is een microscopische tekening te zien van een deel van een plant.
Stelling 1. In deze tekening zijn meerdere cellen te zien.
Stelling 2. In deze tekening is slechts één weefsel te zien.

A
Beide stellingen zijn juist.
B
Alleen stelling 1 is juist.
C
Alleen stelling 2 is juist.
D
Geen van beide stellingen is juist.

Slide 22 - Quiz

In de afbeelding is een bladcel afgebeeld.
Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor? ...(1)....
A
1, 2 en 5.
B
1, 4 en 5.
C
2, 3 en 6.
D
2, 5 en 6.

Slide 23 - Quiz

Vandaag is er practicum. De leerlingen werken in duo's. Ieder duo krijgt van de lerares vier microscooppreparaten. Op elk preparaat zit een etiketje (zie deafbeelding). Kirsten en Angeline werken samen.
Kirsten en Angeline krijgen de opdracht om een preparaat van dierlijke cellen te bekijken.
Welke van deze preparaten moeten ze dan bekijken?

A
Preparaat 1.
B
Preparaat 2.
C
Preparaat 3.
D
Preparaat 4.

Slide 24 - Quiz

Vandaag is er practicum. De leerlingen werken in duo's. Ieder duo krijgt van de lerares vier microscooppreparaten. Op elk preparaat zit een etiketje (zie deafbeelding). Kirsten en Angeline werken samen.
Kirsten en Angeline krijgen de opdracht om een preparaat van dierlijke cellen te bekijken.
In één van de preparaten zijn de meisjes er zeker van dat er geen celwanden om de cellen aanwezig zijn.
In welk preparaat is dat?


A
Preparaat 1.
B
Preparaat 2.
C
Preparaat 3.
D
Preparaat 4.

Slide 25 - Quiz

In een organisme komen onder andere cellen, organen, organenstelsels en weefsels voor.
Wat is de juiste volgorde van deze delen, van klein naar groot?

A
Cel – orgaan – organenstelsel – organisme.
B
Orgaan – organenstelsel – organisme – cel.
C
Organenstelsel – cel – orgaan – organisme
D
Organisme – organenstelsel – orgaan – cel.

Slide 26 - Quiz

In de afbeelding is een orgaan van een mens getekend.
Tot welk organenstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het beenderstelsel.
B
Tot het bloedvatenstelsel.
C
Tot het verteringsstelsel.
D
Tot het zenuwstelsel.

Slide 27 - Quiz

Tanja gebruikt een microscoop met een oculair dat 10 × vergroot.
Ze draait een objectief voor dat 40 × vergroot.
Met welke vergroting bekijkt ze het preparaat?
Met een vergroting van
A
10x
B
40x
C
50x
D
400x

Slide 28 - Quiz

In de afbeelding is een dierlijke cel schematisch getekend.
Noteer de namen van de genummerde onderdelen 2, 3 en 4.

Slide 29 - Open question