herhalen thema 3 1HV

19 januari

herhalen thema 3 met oefentoets
groepjes ppt dieren
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

19 januari

herhalen thema 3 met oefentoets
groepjes ppt dieren

Slide 1 - Slide

Oefentoets 
hoofdstuk Organen en cellen

Slide 2 - Slide

Een wortel is een orgaan van een plant.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Dierlijke cellen hebben een celmembraan.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Celwanden zorgen voor stevigheid.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Je pakt een microscoop vast aan het oculair.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Bladgroenkorrels zitten in de kern van een plantencel.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Als je geen kleurstofoplossing toevoegt, kun je je wangcellen niet goed zien onder de microscoop.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Een weefsel is een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

In de afbeelding is een orgaan getekend.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Plantaardige cellen zijn vaak hoekiger van vorm dan dierlijke cellen.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

In afbeelding is een dierlijk weefsel getekend.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

In deel 1 zit een lens.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Met deel 5 kun je de hoeveelheid licht regelen die door het preparaat valt.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

De revolver is aangegeven met nummer 7.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Met deel 10 kun je het beeld nauwkeurig scherpstellen.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

In de luchtpijp zitten spieren, cellen met trilharen en cellen die de buitenkant bedekken.
Tot hoeveel weefsels en tot hoeveel organenstelsels hoort de luchtpijp?
A
Tot één weefsel en één organenstelsel.
B
Tot één weefsel en drie organenstelsels.
C
Tot drie weefsels en één organenstelsel.
D
Tot drie weefsels en drie organenstelsels.

Slide 17 - Quiz

In de afbeelding is een microscopische tekening te zien van een deel van een plant.
Stelling 1. In deze tekening zijn meerdere cellen te zien.
Stelling 2. In deze tekening is slechts één weefsel te zien.

A
Beide stellingen zijn juist.
B
Alleen stelling 1 is juist.
C
Alleen stelling 2 is juist.
D
Geen van beide stellingen is juist.

Slide 18 - Quiz

In de afbeelding is een bladcel afgebeeld.
Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor? ...(1)....
A
1, 2 en 5.
B
1, 4 en 5.
C
2, 3 en 6.
D
2, 5 en 6.

Slide 19 - Quiz

Vandaag is er practicum. De leerlingen werken in duo's. Ieder duo krijgt van de lerares vier microscooppreparaten. Op elk preparaat zit een etiketje (zie de afbeelding). Kirsten en Angeline werken samen.
Kirsten en Angeline krijgen de opdracht om een preparaat van dierlijke cellen te bekijken.
Welke van deze preparaten moeten ze dan bekijken?

A
Preparaat 1.
B
Preparaat 2.
C
Preparaat 3.
D
Preparaat 4.

Slide 20 - Quiz

Vandaag is er practicum. De leerlingen werken in duo's. Ieder duo krijgt van de lerares vier microscooppreparaten. Op elk preparaat zit een etiketje (zie de afbeelding). Kirsten en Angeline werken samen.
Kirsten en Angeline krijgen de opdracht om een preparaat van dierlijke cellen te bekijken.
In één van de preparaten zijn de meisjes er zeker van dat er geen celwanden om de cellen aanwezig zijn.
In welk preparaat is dat?


A
Preparaat 1.
B
Preparaat 2.
C
Preparaat 3.
D
Preparaat 4.

Slide 21 - Quiz

In een organisme komen onder andere cellen, organen, organenstelsels en weefsels voor.
Wat is de juiste volgorde van deze delen, van klein naar groot?

A
Cel – orgaan – organenstelsel – organisme.
B
Orgaan – organenstelsel – organisme – cel.
C
Organenstelsel – cel – orgaan – organisme
D
Organisme – organenstelsel – orgaan – cel.

Slide 22 - Quiz

In de afbeelding is een orgaan van een mens getekend.
Tot welk organenstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het beenderstelsel.
B
Tot het bloedvatenstelsel.
C
Tot het verteringsstelsel.
D
Tot het zenuwstelsel.

Slide 23 - Quiz

Tanja gebruikt een microscoop met een oculair dat 10 × vergroot.
Ze draait een objectief voor dat 40 × vergroot.
Met welke vergroting bekijkt ze het preparaat?
Met een vergroting van
A
10x
B
40x
C
50x
D
400x

Slide 24 - Quiz

In de afbeelding is een dierlijke cel schematisch getekend.
Noteer de namen van de genummerde onderdelen 2, 3 en 4.

Slide 25 - Open question

Een mens groeit doordat er mee cellen ontstaan dan er dood gaan
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

De celkern van een mens bevat.... chromosomen
A
24
B
46
C
48
D
92

Slide 27 - Quiz

De eerst stap bij een celdeling is het kopiëren van de chromosomen
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Welk type plastiden komt veel voor in de cellen van een aardappel?
A
kleurstofkorrels
B
bladgroenkorrels
C
zetmeelkorrels

Slide 29 - Quiz

DUS:
leer van je fouten
leer vooral die stof die je fout maakte nog een keer
kom tunken (di 7e en do 1e) als je nog vragen hebt, of stuur mij een mail

Slide 30 - Slide