Herhaling les H2 Organen en cellen

H2 Organen en cellen
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H2 Organen en cellen

Slide 1 - Slide

Huiswerk controleren 
Basisstof 4 Cellen 
Opdracht 1 t/m 4 + 6 en 7 
Topklas + 8 en 9 

Slide 2 - Slide

Geef een voorbeeld van een orgaan van de mens

Slide 3 - Mind map


nummer 2
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 4 - Quiz

Dierlijke cel
Plantaardige cel

Slide 5 - Drag question

Hoeveel chromosomen bevat de dochtercel van een mens
A
0
B
23
C
46
D
92

Slide 6 - Quiz

Uit welke cellen kunnen het meeste verschillende type cellen ontstaan?
A
Lichaamscellen
B
Stamcellen uit beenmerg
C
Stamcellen
D
Embryonale stamcellen

Slide 7 - Quiz

Wat is de betekenis van celcyclus?
A
Een fase waarin cellen groeien en delen.
B
De periode waarin cellen zich specialiseren.
C
De opeenvolgende fasen van celgroei en deling.
D
De periode waarin cellen in rust zijn.

Slide 8 - Quiz

Uit de moeder cel ontstaan ..... dochtercellen
A
1
B
2
C
4
D
6

Slide 9 - Quiz

Herhaling: wat is het verschil tussen een plantaardige en dierlijke cel?

Slide 10 - Open question

cytoplasma
kern
kernmembraan
celmembraan
celwand
vacuole

plastide

Slide 11 - Drag question

Wat is de vacuole?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 12 - Quiz

Herhaling: Beschrijf 3 orgaanstelsels van de mens met hun taak

Slide 13 - Open question

Welke bewering hieronder klopt NIET?
A
DNA zit in chromosomen.
B
DNA bevat de codes om eiwitten te maken.
C
DNA zit alleen in je bloed.
D
DNA zit in de celkern.

Slide 14 - Quiz

Wat voor cel is dit?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel

Slide 15 - Quiz

Wat is een celmembraan?
A
soort vliesje om de vacuole
B
soort vliesje wat alleen bij dierlijke cellen voorkomt
C
soort vliesje om de cel
D
soort vliesje om de kern

Slide 16 - Quiz

Vacuole
A
Blaasje met water
B
blaasje met bladgroen
C
Blaasje met DNA
D
Blaasje met cytoplasma

Slide 17 - Quiz

Wat voor cel is dit?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel

Slide 18 - Quiz

De celkern
A
Bestuurt de cel
B
Bevat voedingsstoffen
C
Groeit een plant uit
D
Beschermt de cel

Slide 19 - Quiz

Deze cel heeft een celkern en is dus een dierlijke cel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Dierlijke en plantaardige cellen
Alleen plantaardige cellen
Bladgroenkorrel
Celkern
Celwand
Celmembraan
Cytoplasma
Vacuole

Slide 21 - Drag question

Welke onderdelen van de plantencel worden hier aangegeven? 
Celwand
Celkern
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Vacuole

Slide 22 - Drag question


nummer 10
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 23 - Quiz

Bij welk orgaanstelsel hoort de maag?
A
Het ademhalingsstelsel
B
Het verteringsstelsel
C
Het bloedvatenstelsel
D
Het spierenstelsel

Slide 24 - Quiz

Noem een orgaan van een plant

Slide 25 - Mind map

Welke wortel zorgt voor de opname van water en voedingsstoffen?
A
Hoofdwortel
B
Zijwortel
C
Wortelharen

Slide 26 - Quiz

Wat is de functie van nerven

Slide 27 - Open question

Wat is weefsel?

A
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
B
Een groep cellen met een andere vorm en functie

Slide 28 - Quiz

Planten hebben ook weefsels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

Welk celonderdeel hebben alleen planten?
A
Celmembraan
B
Cytoplasma
C
Celkern
D
Celwand

Slide 30 - Quiz

Hoe noemen we nummer 3?
A
Vacuole
B
Celkern
C
Bladgroenkorrel
D
Celmembraan

Slide 31 - Quiz

Hoe heet het vlies om een dierlijke cel heen?
A
cytoplasma
B
celmembraan
C
celwand
D
celorganel

Slide 32 - Quiz