4.3 Impulsoverdracht (les 2)

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Slide

Herhaling (R vraag)
Hoeveel mV is het membraanpotentiaal in de rustfase?
A
30 mV
B
70 mV
C
-30 mV
D
-70 mV

Slide 2 - Quiz

Herhaling (T1 vraag).
Wat is de eerste stap bij de vorming van een actiepotentiaal?
A
Na+ poorten gaan open. Na+ stroomt cel in
B
Na+ poorten gaan open. Na+ stroomt cel uit
C
K+ poorten gaan open. K+ stroomt cel in
D
K+ poorten gaan open. K+ stroomt cel uit

Slide 3 - Quiz

Herhaling (T2-vraag)
Bij een mens wordt een actiepotentiaal langs een zenuwceluitloper P met een myelineschede voort geleid. Eenzelfde actiepotentiaal wordt bij een bepaald dier langs een even dikke zenuwceluitloper Q zonder myelineschede voort geleid.

Is de snelheid waarmee de actiepotentiaal langs zenuwceluitloper P wordt voort geleid lager dan, gelijk aan of hoger dan die langs zenuwceluitloper Q of is dit niet te bepalen?
A
Hoger
B
Lager
C
Gelijk
D
Niet te bepalen

Slide 4 - Quiz

Sarin gas
  • wereldwijd verboden
  • remt acetylcholine-esterase

Lesdoel
Leg uit welke effecten Sarin gas heeft op de werking van het menselijk lichaam.

BRON: BINAS 88 GHI

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 
  • Je kunt uitleggen hoe de impulsoverdracht tussen twee neuronen plaats vindt.

  • Je kunt uitleggen hoe neurotransmitters uit verschillende neuronen de impulsfrequentie van het neuron beïnvloeden.
     
  • Je kunt op basis van informatie over specifieke neurotransmitters de werking van verschillende toxines, medicijnen en drugs verklaren

theorie 4.3 + BINAS GHI

Slide 6 - Slide

Impuls
We hebben het gehad over de geleiding van een impuls binnen een zenuwcel

Deze les gaan we het hebben over de overdracht van een impuls tussen zenuwcellen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Uit welke drie onderdelen bestaat een synaps?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Video

impulsoverdracht
  • doorgeven van impuls van cel naar cel
  • uiteinde axon heeft verbreding
  • blaasjes neurotransmitters
  • neurotransmitters binden aan ion-kanalen op dendriet
  • ion-kanalen gaan open

Slide 11 - Slide

Wat is de oorzaak dat een impulsoverdracht begint

Slide 12 - Open question

Zet de stappen van een impulsoverdracht
in de juiste volgorde
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Impuls komt aan bij uiteinde axon en calciumpoorten gaan open
Grenswaarde membraanpotentiaal in dendriet wordt bereikt, actiepotentiaal in dendriet begint
Binding van neurotransmitter aan ionpoort. Instroom van Na+ / uitstroom van K+
 Mobilisatie synaptische blaasjes met neurotransmitters
Afgeven neurotransmitters aan de synaptische spleet door de synaptische blaasjes

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Video

samenwerkende zenuwcellen
  • neurotransmitter remt of stimuleert

  • iedere zenuwcel heeft eigen neurotransmitter

  • 1 zenuwcel heeft met veel andere zenuwcellen contact

  • de totaalsom van remming en stimulatie bepaalt of er een impuls ontstaat in het dendriet

Slide 15 - Slide

Zet in de goede volgorde: (R-vraag)
a = de neurotransmitter wordt afgegeven
b = de synaptische blaasjes gaan naar het celmembraan
c = de impuls komt aan bij de synaps
d = de synaptische blaasjes openen
e = de impuls gaat verder over de tweede cel
f = calciumpoorten gaan open, calcium gaat het axon in

Slide 16 - Open question

De hoeveelheid neurotransmitter, die per tijdseenheid door een bepaalde zenuwcel in een synapsspleet wordt gebracht, is niet constant.
Waar hangt deze hoeveelheid vanaf? (T1-vraag)
A
De sterkte van aankomende impulsen
B
De frequentie van aankomende impulsen
C
De herkomst van aankomende impulsen

Slide 17 - Quiz

Welke van deze conclusies is/zijn juist? (I-vraag)
Geef antwoord op de volgende slide

Slide 18 - Slide

Welk van deze conclusies is/zijn juist?
A
Conclusie 1
B
Conclusie 2
C
Conclusie 3
D
Conclusie 1 & 2

Slide 19 - Quiz

Acetylcholine (een neurotransmitter) wordt in de synapsspleet afgebroken door het enzym choline-esterase.
De werking van acetylcholine kan o.a. op de volgende manieren beïnvloed worden.
1.Door een stof X die er voor zorgt dat choline-esterase niet meer werkt.
2.Door een stof Y die de plaats van acetylcholine op het membraan van zenuwcel inneemt. Stof Y is verder onwerkzaam.

Welke gevolgen heeft de stof X op de werking van skeletspieren? En stof Y? (T2-vraag)
A
Beide stoffen laten de spieren verslappen
B
Beide stoffen laten de spieren samentrekken
C
Stof X laat de spieren samentrekken. Stof Y laat de spieren verslappen
D
Stof X laat de spieren verslappen. Stof Y laat de spieren samentrekken

Slide 20 - Quiz

Sarin gas
  • wereldwijd verboden
  • remt acetylcholine-esterase

Leg uit welke effecten Sarin gas heeft op de werking van het menselijk lichaam.

BRON: BINAS 88 GHI

Slide 21 - Slide

Cocaïne
  • Zeer verslavend
  • Remt heropname dopamine 

Leg uit welke effecten cocaïne heeft op de werking van het menselijk brein?

Slide 22 - Slide

Leerdoelen:

- Je kunt in een afbeelding aangeven hoe bij de synaps de impulsoverdracht plaatsvindt.
- Je weet op welke manieren neurotransmitters hun taak uitvoeren.

Heb je de leerdoelen gehaald?
A
Ja
B
Nee
C
Alleen doel 1
D
Alleen doel 2

Slide 23 - Quiz

Lastig? Dan kun je het volgende doen
1. Vraag de docent om uitleg en schrijf je in voor KWT
2. Lees de tekst van 4.3, 4.3.1 en 4.3.2
3. Bekijk de video nogmaals
    https://www.youtube.com/watch?v=XIQ0vJpzwPQ

Denk je dat je het snapt. Ga dan verder met het huiswerk (zie volgende slide)

Slide 24 - Slide

Huiswerk voor 29 januari
Maak alle opdrachten van 4.3 

Slide 25 - Slide