Het bbp wordt bepaald door de bestedingen (vraagkant) en de structuur van de economie (aanbodkant).
De productiecapaciteit geeft aan wat er maximaal geproduceerd kan worden.
Slide 2 - Slide
Productiecapaciteit
De omvang en groei van de reële productie, ook wel volume van de productie genoemd op lange termijn wordt bepaald door de kwantiteit en kwaliteit van de productiefactoren arbeid, natuur, kapitaal en ondernemerschap.
Slide 3 - Slide
Arbeidsproductiviteit
Afhankelijk van:
- de mate van scholing
- de efficiëntie van de organisatie
- de mate van mechaniseren en auotmatiseren
- maatschappelijke factoren
Slide 4 - Slide
Internationale concurrentiepositie
Hangt af van de ontwikkeling van de loonkosten en de arbeidsproductiviteit. Hoe lager de loonkosten per product, des te beter de internationale concurrentiepositie.
Slide 5 - Slide
Berekening ontwikkeling loonkosten per product
Slide 6 - Slide
Inkomens-ongelijkheid
Wordt in beeld gebracht met de Lorenzcurve.
Wat zeggen de punten D en E? Hoeveel verdient de rijkste 70%?
Slide 7 - Slide
Voordelen inkomensongelijkheid
Mensen hebben een prikkel om zich in te spannen.
Hard werken of een hogere opleiding loont.
Slide 8 - Slide
Nadelen inkomensongelijkheid
Door onderconsumptie minder economische groei, omdat een relatief groot deel naar de hoge inkomensgroepen gaat, die een lage tijdvoorkeur hebben