mh1C 26 en c'est quoi

présence
ça va bien?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

présence
ça va bien?

Slide 1 - Slide

qu'est-ce que nous 
allons faire?
1. présence  (10)
2. être et avoir
3. film



chapitre 4

Je révise

Slide 2 - Slide

l'Objectif de ce cours
  • Je hebt avoir en être herhaald.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

c'est quoi cette famille?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Les devoirs
 

Leer: avoir & être

Pak je boek erbij!

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Au revoir ! 

Slide 9 - Slide

werkwoorden op -er
Page 28
aimer = houden van
chercher = zoeken
commencer = beginnen
danser = dansen
détester = een hekel hebben aan
habiter = wonen

les verbes en -er

donner = geven
écouter = luisteren
oublier = vergeten
parler = praten
regarder = kijken
travailler = werken
trouver = vinden

Slide 10 - Slide

Voorbeeld met "regarder"
Stap 1: Haal 'er' aan de achterkant van het werkwoord af.

Je hebt dan de stam

regarder - er =   regard

Slide 11 - Slide

Voorbeeld met "regarder"
Stap 2: Voeg een uitgang toe.

je
regarde
ik kijk
tu
regardes
jij kijkt
il/elle/on
regarde
hij/zij kijkt / wij kijken
nous
regardons
wij kijken
vous
regardez
u kijkt / jullie kijken
ils/elles
regardent
zij kijken

Slide 12 - Slide

ezelsbruggetje 1
je cherchE
tu cherchES
il cherchE / elle cherchE / on cherchE
nous cherchONS
vous cherchEZ
ils/elles cherchENT
Een 
ESkimo
Eet
ONS
EZeltje 
ENTerecht

Slide 13 - Slide

ezelsbruggetje 2
bij je een E
bij tu ES
bij il, elle, on een E
bij nous ONS
bij vous EZ
bij ils en elles ENT

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Link

la roue de révision
classe 1

Slide 17 - Slide

classe 1

Slide 18 - Slide

révision classe 1

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

la télé
la chambre 
la ferme 
la maison 
la couleur préférée
la cuisine 
la BD

la -> 
ma (mijn)
sa (zijn/haar)
ta (jouw)

ma chambre
sa maison
ta cuisine

Slide 21 - Slide

le cadeau
le balcon
le jardin
le bureau
le mur
le lit

le -> 
mon (mijn)
son (zijn/haar)
ton (jouw)

mon bureau
son mur

Slide 22 - Slide

l'appartement (m)
l'armoire (v)
l'étage (m)
l'ordinateur (m)
l'année (v)

l' -> 
mon (mijn)
son (zijn/haar)
ton (jouw)

mon appartement
mon armoire

Slide 23 - Slide

les trucs (m)

les chaises (v)
les bureaux (m)
les murs (m)
les armoires (v)
les ->
mes (mijn)
ses (zijn/haar)
tes (jouw)

tes trucs
mes murs

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide