Managementlagen en Organisatiestructuren (1 t/m 7)

Management en Organisatie
Examentermen 1 t/m 7
1 / 24
next
Slide 1: Slide
RetailMBOStudiejaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Management en Organisatie
Examentermen 1 t/m 7

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen (examentermen 1 t/m 7)
Hoofdstuk 6 deel A, blz 190 t/m 230
  • Aan het einde van de les kun je het verschil tussen strategisch, tactisch en operationeel management uitleggen. 
  • Je kunt voorbeelden geven van verschillende KPI's en het belang van SMART-formulering begrijpen. 
  • Je kunt de begrippen visie en missie definiëren en het belang van een goed geformuleerde visie en missie uitleggen. 

Hoofdstuk 1 deel B, blz 7 t/m 25
  • Je kunt de kenmerken, voor- en nadelen van verschillende organisatiestructuren beschrijven. 
  • Je kunt de verschillende managementniveaus en hun functies binnen een organisatie benoemen. 

Hoofdstuk 5 deel A, 175 t/m 182)
  • Je kunt de kenmerken van projectorganisatie en projectmatig werken uitleggen. 
  • Je kunt de fasen van een project benoemen en het verschil tussen projectmatig werken, routinematig werken en improviseren verklaren. Je kunt de onderdelen van een projectplan en de beheersaspecten benoemen. 
  • Je kunt de uitvoering van de PDCA-cyclus beschrijven.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over managementdoelen en managementlagen?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Verschil tussen strategisch, tactisch en operationeel management
blz 194 deel A

Strategisch management: Lange termijn (5-10 jaar) planning en beleid gericht op de algehele richting van de organisatie. 
Tactisch management: Middellange termijn (1 tot 5 jaar) planning met als doel het vertalen van strategische doelen naar concrete acties. 
Operationeel management: Dagelijkse aansturing en korte termijn (tot 1 jaar) planning van de organisatie.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Visie en missie
blz 191-193 Deel A
Visie: Een voorstelling van wat een organisatie in de toekomst wil zijn of bereiken. Wat willen we bereiken in de toekomst? 

Missie: De opdracht of het doel van een organisatie, waarom het bestaat. Wie zijn we en wat doen we? Waarom en voor wie bestaan we? Wat willen we betekenen voor klanten en werknemers? Welke waarden vinden we belangrijk?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Doelstellingen: SMART formuleren
SMART-methode: https://youtu.be/1gd9hgejHm0?si=Yp5e6OLqkgNkjZwH 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Het begrip KPI 

KPI: Key Performance Indicator, een meetbare waarde die aangeeft hoe effectief een organisatie is in het bereiken van belangrijke zakelijke doelstellingen. 


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Het begrip KPI en voorbeelden
(205-222 deel A)

Voorbeelden van KPI's:
  1. Financieel (omzet, kosten)
  2. Klanten (klanttevredenheid, naamsbekendheid, conversie)
  3. Bedrijfsprocessen (personeelstevredenheid, verzuimpercentage, OPWU, Levertijd)
  4. Innovatie (aandeel online omzet, aantal trainingsdagen, marktaandeel)


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Organisatiestructuur: Lijnorganisatie
blz 9-12 deel b
Kenmerken
  • Klassieke organisatievorm
  • Hiërarchisch opgebouwd
  • Duidelijke lijn van bevoegdheden en verantwoordelijkheden

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Organisatiestructuur: Lijn-staforganisatie
blz 9-12 deel b
Kenmerken:
  • Complexere structuur
  • Stafafdelingen ondersteunen lijnmanagers

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Organisatiestructuur: Matrixorganisatie
blz 9-12 deel b
Kenmerken:
  • Medewerkers van afdelingen werken in verschillende projecten
  • Meerdere leidinggevenden

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Organisatiestructuur: Project
blz 9-12 deel b
Kenmerken van projectorganisatie:
  • Bestaat naast de bestaande organisatie
  • Verschillende medewerkers werken hierin

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Managementniveaus en functies
blz 14 t/m 18 deel B
Elke organisatie heeft bedrijfsdoelen. Deze doelen worden geformuleerd en uitgewerkt door de drie managementlagen.
- strategisch management (stelt de bedrijfsdoelen en de strategie voor de hele organisatie vast voor de lange termijn)
- tactisch management (vertaalt de strategie naar de doelstellingen die je op de werkvloer kunt behalen voor de middellange termijn)
- operationeel management (is gericht op het uitvoeren van dagelijkse werkzaamheden om zo de doelen te behalen op de korte termijn)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Projectorganisatie en projectmatig werken
blz 181 deel a
Fasering van een project:
Initiatiefase: je omschrijft wat het idee is van je project en je onderzoekt of het project haalbaar is. Uiteindelijk geef je aan of je het project wel of niet gaat uitvoeren.
Definitiefase: je geeft duidelijk aan wat je gaat doen en wat je wilt bereiken met je project.
Ontwerpfase: je geeft aan hoe je het project gaat uitvoeren.


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Projectorganisatie en projectmatig werken
blz 181 deel a
Fasering van een project:
Voorbereidingsfase: je bereidt het project voor. In welke volgorde voer je de taken uit? Welke mensen heb je nodig en welke materialen ga je gebruiken?
Realisatiefase: je voert het project en de werkzaamheden die daarbij horen uit. Aan het einde van deze fase evalueer je het resultaat van het project.
Nazorgfase: je overlegt met het team hoe je ervoor zorgt dat het resultaat in stand blijft. Medewerkers moeten bijvoorbeeld op een andere manier werken en als manager ga je daar op controleren.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Projectplan en beheersaspecten
blz 179-181 deel a
Bespreking van de onderdelen van een projectplan en de beheersaspecten.
Een project is een tijdelijke samenwerking om een doel te bereiken. Projecten hebben een aantal kenmerken. Een project:

is tijdelijk
heeft een uniek, eenmalig doel
heeft beperkte middelen
is ingewikkeld
doe je in een tijdelijk samenwerkingsverband.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Projectplan en 5 beheersaspecten
blz 179-181 deel a
1. Tijd: Een project heeft een startmoment en een eindmoment. Het is tijdelijk, omdat een eenmalig, uniek doel moet worden bereikt.
2. Geld: Voor een project is meestal een beperkte hoeveelheid geld beschikbaar, het budget. Ook andere middelen kunnen beperkt zijn bij een project, zoals het aantal uren dat eraan besteed mag worden.
3. Informatie: Om een project goed te laten verlopen, is het belangrijk dat iedereen op tijd over de juiste informatie beschikt. Omdat projecten vaak ingewikkeld zijn, is het uitwisselen van informatie en elkaar op de hoogte houden binnen het projectteam extra belangrijk.  






Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Projectplan en 5  beheersaspecten
blz 179-181 deel a

4. Kwaliteit: De kwaliteit van een project moet goed bewaakt worden. Dat kun je doen door de PDCA-cirkel te gebruiken.
5. Organisatie: Voor een project wordt een aparte projectorganisatie opgezet, een tijdelijk samenwerkingsverband. De projectorganisatie of het projectteam staat naast de bestaande organisatie. Het projectteam bestaat uit mensen die voor het project van belang zijn. Of ze manager, retailspecialist of medewerker zijn, is daarbij niet van belang. Deelnemers van een projectteam worden geselecteerd op kennis en vaardigheden die van belang zijn voor het project. De leiding is in handen van een projectleider of projectmanager.





Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Uitvoering van de PDCA-cyclus
Uitleg over de uitvoering van de PDCA-cyclus als een tool voor continue verbetering.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Belangrijke begrippen
  • Strategisch management, 
  • Tactisch management, 
  • Operationeel management, 
  • KPI, 
  • SMART, 
  • Visie, 
  • Missie, 
  • Lijnorganisatie, Lijn-staforganisatie, Matrixorganisatie, Projectorganisatie, PDCA-cyclus

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Belangrijke begrippen
Hoofdstuk 6 deel A, blz 190 t/m 230
Aan het einde van de les kun je het verschil tussen strategisch, tactisch en operationeel management uitleggen.
Je kunt voorbeelden geven van verschillende KPI's en het belang van SMART-formulering begrijpen.
Je kunt de begrippen visie en missie definiëren en het belang van een goed geformuleerde visie en missie uitleggen.

Hoofdstuk 1 deel B, blz 7 t/m 25
Je kunt de kenmerken, voor- en nadelen van verschillende organisatiestructuren beschrijven.
Je kunt de verschillende managementniveaus en hun functies binnen een organisatie benoemen.

Hoofdstuk 5 deel A, 175 t/m 182)
Je kunt de kenmerken van projectorganisatie en projectmatig werken uitleggen.
Je kunt de fasen van een project benoemen en het verschil tussen projectmatig werken, routinematig werken en improviseren verklaren. Je kunt de onderdelen van een projectplan en de 5 beheersaspecten benoemen.
Je kunt de uitvoering van de PDCA-cyclus beschrijven.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 23 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 24 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.