5.8

Welkom!
Wat ligt er op je tafel?








           
           Kom binnen en  
           ga zitten op                     jouw plek.



1
WELKOM!
2
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Wat ligt er op je tafel?








           
           Kom binnen en  
           ga zitten op                     jouw plek.



1
WELKOM!
2

Slide 1 - Slide


  • je weet hoe je een voltooid deelwoord (vd) spelt;
  • je weet hoe je een bijvoeglijk naamwoord spelt (bn);
  • je kent de 8 dicteewoorden.
LESDOELEN H5.8

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord (vd) is een vorm van het werkwoord. 
Het staat vaak achteraan in de zin. 
Een voltooid deelwoord begint met ge-, be-, her-, ver- of ont-.
tegenwoordige tijd  -  verleden tijd   -  voltooid deelwoord
        ik slaap                          ik sliep                     ik heb geslapen
       ik ontbijt                          ik ontbeet              ik heb ontbeten
       ik trouw                          ik trouwde              ik ben getrouwd

Slide 5 - Slide

voltooid deelwoord (vervolg)
Let op! 
Bij sterke werkwoorden (die veranderen van klank) hoor je gemakkelijk hoe je het vd schrijft:
gedaan, vergeten, gelopen, verdacht, ontvangen
Bij zwakke werkwoorden eindigt een vd altijd op een -d of een -t
verbaasd, verbrand, gefietst, herinnerd, bezeerd, belast
Maak het woord dan langer om te horen of het een -d of een -t moet zijn.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Kies de juiste spelling van het voltooid deelwoord:
"Ik heb dit al aan de docent ........................"
A
gevraagt
B
gevraagd
C
gevraagdt
D
gevragen

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste spelling van het voltooid deelwoord:
"Ik heb alle stickers ......................................"
A
verzameld
B
verzamelt
C
verzamelen

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste spelling van het voltooid deelwoord:
"Mijn oom is op straat ......................................"
A
beroof
B
beroven
C
beroofd
D
berooft

Slide 10 - Quiz

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Maak deze opdrachten in max online. 
Ben je klaar:
  • Numo
  • Test jezelf, versterk jezelf
Maak opdracht 1-2-3 (5.8) blz. 113 en 114

Slide 11 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. Dit heb je ook al geleerd in hoofdstuk 5.7.

Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord  in.
de stoere jongen - het knappe meisje - een geweldig feest



Slide 12 - Slide

 Wanneer eindigt een bijvoeglijk naamwoord (bn) op een -e en wanneer niet?
  • bij een zn dat begint met het lidwoord de eindigt het bn op een -e
    dat is ook zo als je het lidwoord de verandert in een:
de gezonde maaltijd – een gezonde maaltijd

• Hoort het bn bij een zn met het lidwoord het? Dan eindigt het bn ook op -e. MAAR!!! je schrijft géén -e als je het lidwoord een gebruikt.
het scherpe mes – een scherp     mes
het gekleurde kleed – een gekleurd      kleed

Slide 13 - Slide

tot slot
  • Lees de leerteksten van 5.8 spelling in Talent 
  • Bekijk de filmpjes van 5.8
  • Maak de opdrachten van 5.8


Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Je hebt net geleerd het werkwoord te verlengen. Er is ook een andere manier: het ex kofschip. De video op de volgende dia legt uit hoe het werkt.
Hielp die video?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Dan gaan we nu aan de slag. Open alvast opdracht 4 van Hoofdstuk 5.8. Klaar, nakijken bij de docent.
Als de opdracht goed is, mag je door naar opdracht 5.
Video's bekeken?

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Welke truc gebruik jij het liefst om te weten hoe je het voltooid deelwoord spelt? Geef er een voorbeeld bij! Samen, niet inloggen.

Slide 20 - Open question

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Maken 5.8 opdracht 6, 7 en 8

Slide 23 - Slide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Maken 5.8 opdracht 9

Zoek bij elk woord een plaatje en bewaar het.
Voorbeeld:
Uitbundig

Slide 24 - Slide