Modals

1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Learning goals
  • I can recognize the modal verbs.
  • I can use the modal verbs.
  • I know the difference between the modal verbs .

Slide 2 - Slide

Modal verbs 
Modal verbs veranderen de betekenis van een zin, ze voegen informatie toe.

Kijk hoe de volgende zin verandert...

Slide 3 - Slide

Modal verbs

They maintain the machinery regularly. 

They have to maintain the machinery regularly. 
Hulpwerkwoorden
             
Ze onderhouden de machines regelmatig.

Ze moeten de machines regelmatig onderhouden.

Slide 4 - Slide

Er zijn 3 categorieën
van 'regel situaties'
1) Obligation             (verplichting / waarvan je voelt dat je geen andere keuze hebt)
2) Prohibition           (verbod/mag niet)
3) No obligation      (geen verplichting/ verzoek/toestemming)

De MODAL VERBS die je daarbij kunt gebruiken zijn:

MUST / HAVE TO / MUSTN'T / DON'T HAVE TO / CAN / CAN'T / COULD/ COULDN't

Slide 5 - Slide

OBLIGATION
PROHIBITION
NO 
OBLIGATION


DON'T HAVE TO


MUST'NT

MUST
or 
HAVE TO


CAN


CAN'T

Slide 6 - Drag question

De Modal Verbs: 
have to / must / can
moet je onder andere gebruiken als je praat over regels.


                          De Modal Verbs:
 
                      have to / must / can
          don't have to / mustn't / can't

       moet je onder andere gebruiken als je                            praat over regels

Slide 7 - Slide

Obligations
  • Het voelt alsof je geen andere keuze hebt dan ermee in te stemmen.
  • Men gaat ervan uit dat je het MOET doen. 
  • Verplichting ( volgens de wet of een andere regel)

Slide 8 - Slide

Gebruik:
Je gebruikt MUST/  HAVE TO om aan te geven dat je iets moet .

 HAVE TO gebruik je als iets nodig is om te doen


MUST kun je ook gebruiken om aan te geven dat iets moet omdat jij dat belangrijk vindt!


Slide 9 - Slide

Important points
Grammar File p. 136
  • Na een modal verb komt het hele werkwoord (zonder 'to'):
      keep --> must keep / can keep / have to keep

  • Verschil tussen: mustn't  + can't <-- -->  don't have to
    - You mustn't swim here.                  ( not allowed)
    - You can't swim here.                        ( not allowed)       
          
    - You don't have to swim today.     (not necessary) 

Slide 10 - Slide

Prohibitions
  • Bij een verbod 
  • Bij iets dat niet mag
  • Bij iets waarvan je voelt dat het niet mag of geaccepteerd zal worden.

Slide 11 - Slide

Gebruik:
Je gebruikt HAVEN'T/ MUSTN'T/  CAN'T om aan te geven dat je iets moet .

 HAVEN'T  gebruik je als iets  niet nodig hebt  om te doen

MUSTN'T kun je ook gebruiken om aan te geven dat je iets NIET moet omdat jij dat belangrijk vindt!

CAN'T gebruik je als je iets niet kan doen.




Slide 12 - Slide

No Obligations: Requests
  • Could: Zou kunnen = Polite
  • Can: kan = less polite
  • Would (you mind): zou willen = polite (nog meer dan could)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

No Obligations: Permission
  • Can: (Mag)  Less polite
  • May: (mag) Polite
  • Could : (mag) Polite
  • Gebruik dit altijd in combinatie met please!

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

May + hele werkwoord

- misschien; mag/ mogen
- formeel
- 50% kans

Jake is late, he may be ill
May I go to the toilet, please?
Might + hele werkwoord

- heel misschien; mag/ mogen
- heel formeel
- 30% kans

She might not be able to visit.
Might I ask you a question, mister President?

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Advice
  • should ( zou ... kunnen doen) present
  • had better  (zou beter.... kunnen doen) present
  • should've ( had beter..... kunnen doen) past

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Practice time

Slide 21 - Slide

timer
20:00

Slide 22 - Slide

Learning goals
  • Wat neem je mee van vandaag>
  • Welke vraag heb je voor de volgende les?

Slide 23 - Slide