What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
3H_Duits_sterke werkwoorden Duits_a_e
Sterke werkwoorden
in de tegenwoordige tijd
Duits
1 / 31
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
This lesson contains
31 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Sterke werkwoorden
in de tegenwoordige tijd
Duits
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je:
1. Sterke werkwoorden met
-a in de stam
vervoegen in de
tegenwoordige tijd.
2. Sterke werkwoorden met
een 'lange' -e in de stam
vervoegen in de
tegenwoordige tijd.
3. Sterke werkwoorden
met een 'korte' -e in de stam
vervoegen in de
tegenwoordige
tijd.
Slide 2 - Slide
Weet je nog...?
Slide 3 - Slide
Zwakke werkwoorden
...zijn regelmatig (geen klinkerverandering in de verleden tijd)
... hebben een vaste stam
...hebben vaste uitgangen
Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor.
Slide 4 - Slide
Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:
(FE)
E - ST - T - EN - T - EN
Slide 5 - Slide
1/2 Anna .......... (kaufen) für ihre Mutter.
Slide 6 - Open question
2/2 Hannes und Anton ..... (warten) vor der Schule auf den Bus.
Slide 7 - Open question
In het
Nederlands
kennen we ook sterke werkwoorden:
Sterk worden deze werkwoorden door
een
klinkerverandering
in
de verleden tijd
Slide 8 - Slide
En in het
Duits?
Naast een klinkerverandering in de verleden tijd, hebben sterke werkwoorden in het Duits
ook
een klinkerverandering
in de
tegenwoordige tijd
Slide 9 - Slide
Wat is er
nu anders
bij de
sterke werkwoorden
?
Sterke werkwoorden krijgen in sommige vormen
een klinkerverandering in de stam
Slide 10 - Slide
Dan is er een
klinkerverandering
a -> ä
au -> äu
korte e -> i
lange e -> ie
Slide 11 - Slide
1/3 Sterk of zwak?
geben-gab
A
sterk
B
zwak
Slide 12 - Quiz
2/3 Sterk of zwak?
lesen = lezen
A
sterk
B
zwak
Slide 13 - Quiz
3/3 Goed of fout?
A
er list
B
er liest
Slide 14 - Quiz
Tegenwoordige tijd
Voorbeeld: sterk ww met "a" in de stam
Is het werkwoord 'fahren' sterk?
> Ja, wij r
ij
den / wij r
e
den.
zwakke werkwoord
sterk met -a in stam
spielen
fahren
ich spiele
ich fahre
du spielst
du f
ä
hrst
er/sie/es spielt
er/sie/es f
ä
hrt
wir spielen
wir fahren
ihr spielt
ihr fahrt
sie / Sie spielen
sie / Sie fahren
een sterk werkwoord met aan -a in de stam krijgt bij du- en er/sie/es een Umlaut
Slide 15 - Slide
Tegenwoordige tijd
Voorbeeld:
sterk ww met een lange "e" in de stam
Is het werkwoord 'sehen' sterk?
> Ja, wij z
ie
n / wij
z
a
gen
zwak werkwoord
sterk met lange -e
spielen
sehen
ich spiele
ich sehe
du spielst
du s
ie
hst
er/sie/es spielt
er/sie/es s
ie
ht
wir spielen
wir sehen
ihr spielt
ihr seht
sie / Sie spielen
sie / Sie sehen
spreek je de -e lang uit?
Dan komt er bij du- en er/sie/es-vorm een -ie op de plek van de -e.
Slide 16 - Slide
Tegenwoordige tijd
Voorbeeld:
sterk ww met een korte "e" in de stam
Is het werkwoord 'helfen' sterk?
> Ja, wij helpen/ wij
hielpen
zwak werkwoord
sterk met lange -e
spielen
helfen
ich spiele
ich helfe
du spielst
du h
i
lfst
er/sie/es spielt
er/sie/es h
i
lft
wir spielen
wir helfen
ihr spielt
ihr helft
sie / Sie spielen
sie / Sie helfen
spreek je de -e kortuit?
Dan komt er bij du- en er/sie/es-vorm een -i op de plek van de -e.
Slide 17 - Slide
Probeer nu eens zelf
de juiste vorm
van het werkwoord te vinden
in de
tegenwoordige tijd
Slide 18 - Slide
1/3 Du ... (helfen) deiner Schwester mit den Hausaufgaben.
Slide 19 - Open question
2/3 Er ... (rufen = roepen) seinen Vater um Hilfe.
Slide 20 - Open question
3/3 Mutter ... (sehen = zien) die Show im Fernsehen.
Slide 21 - Open question
Er zijn geen regels zonder
uitzonderingen
:
gehen, stehen
->
sterk, maar
geen klinkerverandering
(er geht, er steht)
nehmen, geben
-> sterk, maar
lange e wordt i
(sie nimmt, du gibst)
Slide 22 - Slide
1/2 Er ... (nehmen) einen Apfel aus dem Korb.
Slide 23 - Open question
Du (sprechen)..................immer so leise.
A
sprichst
B
spricht
C
sprecht
D
sprechst
Slide 24 - Quiz
ik lees (lesen)
A
ich lese
B
ich liese
Slide 25 - Quiz
Hij rijdt (fahren)
A
er fahrt
B
er fährt
Slide 26 - Quiz
wij nemen (nehmen)
A
wir nehmen
B
wir nimmen
Slide 27 - Quiz
(schlafen) Bis wann ........... du?
Slide 28 - Open question
Wat gebeurt er met sterke werkwoorden met een a in de stam?
Slide 29 - Open question
Wat gebeurt er met sterke werkwoorden met een -e in de stam in het Duits in de tegenwoordige tijd?
Slide 30 - Open question
Wanneer komt er een -i en wanneer -ie?
Slide 31 - Open question
More lessons like this
3H_Duits_sterke werkwoorden Duits_a_e
March 2024
- Lesson with
40 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
Sterke werkwoorden Duits
January 2024
- Lesson with
22 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
werkwoorden met e in de stam
March 2024
- Lesson with
30 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
2HA Vrijdag 15 April 2022 Sterke werkwoorden Duits
April 2022
- Lesson with
23 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
Sterke werkwoorden Duits
May 2025
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
Werkwoorden o.t.t. en voltooid deelwoord
August 2024
- Lesson with
10 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Sterke werkwoorden Duits
February 2025
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2,3
Sterke werkwoorden Duits
April 2025
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3