4. Imperfectum & perfectum (2): zinnen

Imperfectum & perfectum: zinnen
- Je benoemt en herkent werkwoorden in het praesens, het imperfectum en het perfectum.
- Je vertaalt een verhaaltje van ca. 8 zinnen, waarin je werkwoorden in het praesens, het imperfectum en het perfectum tegenkomt.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Imperfectum & perfectum: zinnen
- Je benoemt en herkent werkwoorden in het praesens, het imperfectum en het perfectum.
- Je vertaalt een verhaaltje van ca. 8 zinnen, waarin je werkwoorden in het praesens, het imperfectum en het perfectum tegenkomt.

Slide 1 - Slide

Opdracht
Geef bij de volgende zinnen aan of ze in het praesens, imperfectum of perfectum staan.

Slide 2 - Slide

In amphitheatro pueri pugnam spectant. Deine patri de pugna narrant.
A
Praesens
B
Imperfectum
C
Perfectum

Slide 3 - Quiz

Celadus et Cornax pugnabant.
A
Praesens
B
Imperfectum
C
Perfectum

Slide 4 - Quiz

Celadus gladium tenebat et corpus scuto protegebat. Cornax rete et tridentem habebat.
A
Praesens
B
Imperfectum
C
Perfectum

Slide 5 - Quiz

Diu adversarii pares erant: Cornax Celadum celeritate, Cornacem Celadus fortitudine superabat.
A
Praesens
B
Imperfectum
C
Perfectum

Slide 6 - Quiz

Tunc Cornax rete iactavit. Rete Celadum impedivit.
A
Praesens
B
Imperfectum
C
Perfectum

Slide 7 - Quiz

Cito Cornax appropinquavit. Tridente adversarium vulneravit.
A
Praesens
B
Imperfectum
C
Perfectum

Slide 8 - Quiz

Subito Celadus gladio a reti se liberavit et scuto tridentem depulsavit.
A
Praesens
B
Imperfectum
C
Perfectum

Slide 9 - Quiz

Statim pugnam finivit.
A
Praesens
B
Imperfectum
C
Perfectum

Slide 10 - Quiz

Opdracht
Je ziet dezelfde zinnen nu opnieuw. Geef een correcte vertaling van de zinnen. Let goed op de tijden van de werkwoorden en de naamvallen van de zelfstandige naamwoorden!

Slide 11 - Slide

In amphitheatro pueri pugnam spectant. Deine patri de pugna narrant.

Slide 12 - Open question

Celadus et Cornax pugnabant.

Slide 13 - Open question

Celadus gladium tenebat et corpus scuto protegebat. Cornax rete et tridentem habebat.

Tenere = (vast)houden // scutum = schild // rete, retia = net // tridens, tridentes = drietand

Slide 14 - Open question

Diu adversarii pares erant: Cornax Celadum celeritate, Cornacem Celadus fortitudine superabat.

adversarius = tegenstander // par, pares = tegen elkaar opgewassen // celeritas, -ates = snelheid // fortitudo, -dines = kracht

Slide 15 - Open question

Tunc Cornax rete iactavit. Rete Celadum impedivit.

tunc = op dat moment, toen // iactare = slingeren // impedire = hinderen

Slide 16 - Open question

Cito Cornax appropinquavit. Tridente adversarium vulneravit.

appropinquare = naderen

Slide 17 - Open question

Subito Celadus gladio a reti se liberavit et scuto tridentem depulsavit.

reti = abl. van rete // se (acc.) = zich(zelf) // liberare = bevrijden // depulsare = wegstoten

Slide 18 - Open question

Statim pugnam finivit.

Slide 19 - Open question

'Veni, vidi, vixi.'
Wat betekent dit? En wie heeft dit gezegd? Kijk evt. bij de onregelmatige werkwoorden op p. 125 (HB).

Slide 20 - Open question