- je kunt kenmerken van vaatplanten noemen en groenwieren
- je kunt kenmerken van sporenplaten en zaadplanten noemen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
4 Planten
- je kent de 8 stammen
- je kunt kenmerken van vaatplanten noemen en groenwieren
- je kunt kenmerken van sporenplaten en zaadplanten noemen
Slide 1 - Slide
Het plantenrijk
- Wieren
- Sporenplanten
- Zaadplanten
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
- In de herfst schijnt de zon minder.
-Bomen en planten weten dan dat ze zich moeten klaarmaken voor de winter.
Zonder zonlicht worden er geen stoffen meer aangemaakt in de bladgroenkorrels, en het groen verdwijnt langzaam van de bladeren.
komen de kleuren geel en oranje tevoorschijn.
Herfst
rode bladeren
Slide 4 - Slide
Wieren
Slide 5 - Slide
Kenmerken
- Ook wel de algen.
- Leven over het algemeen in het water.
-Hebben geen wortels, geen stengels en soms bladeren
- Algen zijn meestal eencellig
-Wieren kunnen eencellig zijn en meercellig zijn
Slide 6 - Slide
Voorbeeld
- Boomalg, leeft op takken en stammen van bomen
- Kiezelwier, leeft in sloten en plassen
- Zeesla, leeft op stenen in de zee
Slide 7 - Slide
Sporenplanten
- Planten zich voort door middel van sporen die in sporenvormende organen worden gevormd.
- Spore bestaat uit één cel.
Bekende: Mossen, Varens, Paardenstaarten
Slide 8 - Slide
Mossen
Hebben geen wortels.
Ze kunnen op hun hele oppervlak water opslaan waardoor ze droogte goed kunnen verdragen.
Sporen groeien in sporendoosjes die boven de plant uitsteken.
Slide 9 - Slide
Varens
Sporen zitten aan de onderkant van een plant.
Varens hebben wortels -> water met voedingsstoffen kunnen opzuigen uit de bodem. Het water wordt via de vaatbundels naar de bladeren vervoerd.
Slide 10 - Slide
Vaatbundels
lopen van wortel tot in de blad en bloemen, liggen in een kring en bestaan uit 2 soorten:
Houtvaten: vaten voor water en mineralen.
Bastvaten: vaten voor glucose en andere voedingstoffen.
Slide 11 - Slide
Paardenstaart
Hebben holle stengels.
Sporen groeien in sporenvormende organen.
Slide 12 - Slide
Opbouw planten
Wortels: nemen voedingsstoffen op uit de grond.
Stengel: Transporteert deze voedingsstoffen naar de plant
Blad: Zorgt voor fotosynthese
Bloemen: voortplantigsorganen die zorgen voor zaadjes of vruchten.
Vruchten: zorgen voor voortplanting van de plant
Slide 13 - Slide
Zaadplanten
- Deze afdeling ordenen we alle planten die zaden vormen.
- Zaad is al het kleine plantje en bevat veel reservevoedsel.
Slide 14 - Slide
Vrucht
Bij de zaadplanten groeien de zaden op de plek waar de bloem zat.
Dit heet het vruchtbegingsel. Deze gaat groter worden en wordt een vrucht.
In de vrucht worden de zaden rijp. Deze zie je pas al de vrucht open gaat.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Bedektzadigen
Zaadplanten waarbij de zaden in een beschermend vruchtbeginsel groeit.
Slide 17 - Slide
Naaktzadigen
Liggen de zaden niet in een vrucht maar op speciale schubben.
Vormen een kegel.
zoals de den, spar ect.
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Planten zonder stengel, blad, bloem of wortel.
A
Mossen
B
Wieren
C
Varens
Slide 22 - Quiz
Waar zitten de sporen bij mossen?
Slide 23 - Open question
Wanneer behoren organismen tot dezelfde soort?
Slide 24 - Open question
Geef van de volgende stellingen aan of deze juist of onjuist zijn. I. Een kastanjeboom is een bedektzadige plant.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quiz
’s Zomers als het warm is zie je soms groene lagen op het water van sloten en meren drijven. Het lijkt alsof er groene olieverf op het water is gemorst. Deze lagen bestaan uit zogenaamde “blauwwieren”, die zich bij warm weer in voedselrijk water snel vermeerderen. Blauwwieren zijn geen echte wieren. Het zijn eencellige organismen die wel een celwand hebben, maar geen celkern en geen bladgroenkorrels. Tot welk rijk behoren de blauwwieren?