PR2W6 - NE MC1: Het naamwoordelijk gezegde - 25-26

• Nederlands
• Secundair onderwijs

 het naamwoordelijk gezegde

NE MC1

zinsleer

• Ik duid alle werkwoorden in een zin aan. (2.10)
• Ik benoem werkwoorden als hoofdwerkwoord of hulpwerkwoord. (2.10)
• Ik benoem het hoofdwerkwoord als zelfstandig of koppelwerkwoord. (2.10)
• Ik bepaal de persoonsvorm. (2.10)
• Ik bepaal het gezegde. (2.10)
• Ik benoem het recept van het gezegde. (2.10)
• Ik gebruik volgende afkortingen correct:  hww, huww, zww, kww, pv. (2.10)

Welke koppelwerkwoorden ken je?

NWG

het naamwoordelijk gezegde

NWG

* hww= kww

* werkwoordelijk deel + naamwoordelijk deel

     (alle werkwoorden)       (noodzakelijke aanvulling)

wwd = 

+

nwd = 

noteren als:

Voorbeeld:

De badeend is felgeel.

wwd = is 

+ 

nwd = felgeel

Mijn favoriete eend blijft altijd vrolijk.

Dit gekke badfiguur lijkt een echte kapitein.

Jouw glittereend wordt het pronkstuk van de collectie.

De piepeend schijnt heel zeldzaam te zijn.

De eend met zonnebril blijkt kapot te zijn.

WWG of NWG?

• De badeend dobbert vrolijk rond.
• De blauwe eend is mijn favoriet.
• De eenden blijven in het netje zitten.
• De gouden eend wordt een prijs in de quiz.
• De eend schijnt grappig te piepen.
• De eendjes zwemmen snel weg.

recept van NWG

• De badeend dobbert vrolijk rond.
• De blauwe eend is mijn favoriet.
• De eenden blijven in het netje zitten.
• De gouden eend wordt een prijs in de quiz.
• De eend schijnt grappig te piepen.
• De eendjes zwemmen snel weg.

recept van NWG

• De donut-badeend lijkt een goede snack.
• Mijn gele eend blijft de grootste uit mijn collectie.
• Later word ik badeendverkoper.
• Mijn collectie eendjes zal na deze les nog groter worden.
• Een les met rubberen badeendjes blijkt hilarisch te zijn.