Present Perfect korte versie

Today

Explanation and practice
the Present Perfect

1 / 36
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 2,3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Today

Explanation and practice
the Present Perfect

Slide 1 - Slide

Present Perfect
Voltooid tegenwoordige tijd



Slide 2 - Slide

Na deze les kun je:
  • Zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is
  • Zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je daar nu het resultaat van merkt
  • Praten over ervaringen in iemands leven tot nu toe

Slide 3 - Slide

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 4 - Quiz

Wanneer gebruik je de present perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 5 - Slide

Wanneer gebruikje de present perfect?
  • Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:
Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Jim has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?
  • Om te praten over ervaringen to  nu toe:
  • !!! Het is niet belangrijk wanneer het gebeurde
I have never been too America.
Have you ever been to America?
I've never swum with dolphins.
She has never run a marathon.

Slide 7 - Slide

Hoe maak je de Present Perfect?
  • have / has + voltooid deelwoord

  • I have lived here for ten years.

  • She has known him since 2011.

Slide 8 - Slide

I
You
He/She/It
We
You
They
have 
have
have 
have 
have 
has

Slide 9 - Drag question

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 10 - Slide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 11 - Slide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 12 - Slide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 13 - Slide

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • He has eaten at a restaurant.
  • Has he eaten at a restaurant?

Slide 14 - Slide

Ontkenningen maken in de present perfect
zet achter have/has not
vb
  • He has eaten at a restaurant.
  • He has not eaten at a restaurant.

Slide 15 - Slide

SIGNAALWOORDEN
  • JUST - NET
  • ALREADY - AL
  • YET - AL (IN VRAAGZINNEN)
  • NOT YET - NOG NIET
  • ALWAYS - ALTIJD AL
  • NEVER - NOOIT
  • EVER - OOIT
  • SINCE - SINDS
  • FOR - (NU) AL
  • (FOR) HOW LONG? - HOE LANG

Slide 16 - Slide

He ......................... ( play)


A
have played
B
has played

Slide 17 - Quiz

I ........................(work) very hard.
A
has worked
B
have worked

Slide 18 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
She has a cat.
B
She has had her cat for 9 years.

Slide 19 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
I lived in Amsterdam.
B
I have lived in Amsterdam since I was 18.

Slide 20 - Quiz

Helen .............. ........................ here for 7 years.
A
have live
B
has lived
C
has live
D
have lived

Slide 21 - Quiz

You.......................(walk) to Germany
A
Has walked
B
Have walked
C
Has walk
D
Have to walk

Slide 22 - Quiz

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
werkwoord + ED
B
met het derde rijtje van de onregelmatige werkwoorden
C
werkwoord + S bij he / she / it
D
met has / have + voltooid deelwoord

Slide 23 - Quiz

Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 24 - Quiz

Which sentence is the present perfect?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 25 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has caught ten balls so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 26 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I love to cycle to school.
B
We often go to church.
C
They have not talked to him yet.
D
I didn't hear him come in.

Slide 27 - Quiz

Maak present perfect:
I ask.

Slide 28 - Open question

Maak de present perfect:
He listens

Slide 29 - Open question

Present perfect:
I walk to school

Slide 30 - Open question

  1. Emma ( never to see)......... this film on TV
  2. How often (she to phone) ...... the office ?
  3. .......the Millers  .......... (to arrive) yet?
  4. John ..........(not to go ) on a trip to Alaska.
  5.  (they ever to be) ...........to New York?
  6. Andy ...........(not to repair) his sister's bike.
  7. (you to drop)........a knife in the kitchen.
  8. I  ...........(to buy) a new laptop.

Slide 31 - Slide

Write down a sentence using the present perfect

Slide 32 - Open question

Je hebt uitleg gehad en geoefend
met de PRESENT PERFECT.
Vertel nogmaals hoe deze tijd eruit ziet.

Slide 33 - Open question

Slide 34 - Link

Ik snap het:
A
Helemaal
B
Helemaal niet
C
Een beetje
D
Bijna

Slide 35 - Quiz

Succes!

Slide 36 - Slide