Basismodule 1 Zorgsystemen Kwaliteit & Kwaliteitsborging

1 / 22
next
Slide 1: Slide
VoedingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Zorgsystemen
Kwaliteitszorg basismodule

Slide 2 - Slide

  • Kwaliteit vs kwaliteitssystemen

Slide 3 - Slide

Welke groepen zijn extra kwetsbaar?
A
Ouderen
B
Baby's en kinderen
C
Mensen met verminderde weerstand
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Slide 6 - Link

Hoe vaak wordt iedere horecazaak door de NVWA gecontroleerd?
A
Eens in de twee jaar.
B
Eens per jaar.
C
Alleen wanneer er klachten binnengekomen zijn.
D
Eens in de vijf jaar.

Slide 7 - Quiz

Maak af: Wanneer er meer dan vijf mensen ziek zijn geworden na een bezoek aan een horecazaak, ............

Slide 8 - Open question

Hoeveel inspecteurs werken er bij de NVWA?
A
60
B
120
C
180
D
240

Slide 9 - Quiz

De inspecteurs van de NVWA werken op basis van ‘risicogericht’ toezicht. Wat betekent dat volgens jou?

Slide 10 - Open question

Waar let de inspecteur op?

Slide 11 - Open question

Wat is volgens de inspecteur de ideale bewaar temperatuur van producten in de koeling?
A
0 graden celcius.
B
vier tot vijf graden celcius
C
vijf tot zes graden celcius.
D
7 graden celcius.

Slide 12 - Quiz

Wat is de norm m.b.t. de maximale temperatuur in de koeling?
A
2 graden celcius.
B
3 graden celcius
C
5 graden celcius
D
7 graden celcius.

Slide 13 - Quiz

In het artikel stelt de inspecteur dat " Ondernemers teveel vertrouwen op de display" Wat bedoelt hij hiermee?

Slide 14 - Open question

Wat zijn de twee doelen van het naleven van persoonlijke hygiëneregels?
A
Het voorkomen van voedselveiligheid en krijsbesmetting van het product garanderen
B
Het voorkomen van kruisbesmetting, voedselveiligheid van het product garanderen.
C
Het optimaliseren van de productiesnelheid en de persoonlijke veiligheid
D
Het optimaliseren van de persoonlijke veiligheid en voldoen aan de wetgeving.

Slide 15 - Quiz

Wat is kruisbesmetting?
A
Het overdragen van vuil van “schoon naar vies”.
B
Het overdragen van allergenen van “schoon naar vies”.
C
Het overdragen van micro organismen van “schoon naar vies”.

Slide 16 - Quiz

Noem een voorbeeld van kruisbesmetting en hoe je het kunt voorkomen.

Slide 17 - Mind map

Wat betekend HACCP in het Nederlands?
A
een gevaren risico-inventarisatie van de kritische controle punten
B
een gevaren risico-inventarisatie van de kritische beheers punten
C
een gevaren risico-inventarisatie van de hygiëne punten
D
een gevaren risico-inventarisatie van de kritische punten

Slide 18 - Quiz

Wat is het verschil tussen HACCP en de hygiene code?

A
De hygiëne code heeft strengere eisen
B
De hygiëne code is een vereenvoudigde versie van het HACCP-systeem.
C
Er is geen verschil

Slide 19 - Quiz

Welke zorgsystemen zijn er?
A
Productkwaliteit, Milieukwaliteit, Werkkwaliteit, Voedselveiligheid
B
Productveiligheid, Milieukwaliteit, Werkkwaliteit, Voedselveiligheid
C
Productkwaliteit, Milieukwaliteit, Werkplezier, Voedselveiligheid
D
Productkwaliteit, Milieukwaliteit, Werkkwaliteit, efficiëntie

Slide 20 - Quiz

Wat heb je vandaag allemaal geleerd?

Slide 21 - Mind map

Slide 22 - Slide