Grammatica herhalen (les 11, 12 en 13)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek
  • je iPad (dicht)


1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek
  • je iPad (dicht)


Slide 1 - Slide

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Planning
  • Leerdoelen 1.7
  • Korte test
  • Werkmoment / uitleg ng
  • Vooruitblik
Les 11

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 1.7
  • Benoemen volgens de vaste volgorde: persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijk bepaling.
  • Onderscheid maken tussen hoofdzin en bijzin, enkelvoudige en samengestelde zin.
  • Je kunt ook samengestelde zinnen ontleden volgens de vaste volgorde.

Slide 4 - Slide

Welke zinsdelen beginnen nooit met een voorzetsel?
A
wg & ng
B
o & lv
C
lv & mv
D
wg & lv

Slide 5 - Quiz

Wat is het voegwoord?
Toen het regende,
ging ik lekker met de auto.
A
toen
B
regende
C
ging
D
auto

Slide 6 - Quiz

Met de start van de lente lopen de jonge lammetjes lekker in de wei.
Vorm van de zin?
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 7 - Quiz

In een hoofdzin staan de persoonsvorm en het onderwerp altijd naast elkaar. Er kan niets tussen.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat is de volgorde van deze zin?
Ze baalde, omdat haar jas nat was geworden.
A
bz - bz
B
hz - bz
C
bz - hz
D
hz - hz

Slide 9 - Quiz

Wat is het wg in de zin:
Ik vergis met altijd met het ng en wg.
A
vergis
B
ik vergis
C
vergis me
D
vergis me met

Slide 10 - Quiz

Wat is het wg in de zin:
Zit jij lekker in de zon te slapen?
A
zit
B
zit slapen
C
zit lekker te slapen
D
zit te slapen

Slide 11 - Quiz

Maken
Digitaal:
  • Test jezelf 1.7
  • Heb je alle leerdoelen op groen?
  • Lastig onderdeel? Oefen met Versterk jezelf.

Slide 12 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
  1. Onderwerp IS iets
  2. Koppelwerkwoord?
  3. Wisseltruc => zijn, worden, blijven
  4. Naamwoordelijk deel => Wat is het onderwerp dan?

Zwabbels hdv: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Slide 13 - Slide

Oefenen
  • Mijn mobiel is kapot.
  • Hij lijkt me erg aardig.
  • Gisteren werd mijn buurvrouw ziek.
  • Zij schijnen op school de beste voetballers te zijn.
  • Na de nederlaag was het team ontroostbaar.
  • Karin was erg blij met de vondst van haar nieuwe trui.

Slide 14 - Slide

Maken
Digitaal:
  • Test jezelf 1.7
  • Heb je alle leerdoelen op groen?
  • Lastig onderdeel? Oefen met Versterk jezelf.

Slide 15 - Slide

Vooruitblik
  • Les 2: Test jezelf 2.7

Slide 16 - Slide

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek
  • je iPad (dicht)


Slide 17 - Slide

timer
10:00

Slide 18 - Slide

Planning
  • Leerdoelen 2.7
  • Klein testje
  • Werkmoment
  • Vooruitblik
Les 12

Slide 19 - Slide

Leerdoelen 2.7
  • Onderscheid maken tussen nevenschikking en onderschikking
  • Benoemen van werkwoordelijk gezegde met wederkerend werkwoord en herhaling van de overige stukjes die bij het werkwoordelijk gezegde horen.

Slide 20 - Slide

Wat zijn voegwoorden die je bij een nevenschikking ziet?
A
omdat, tijdens, toen
B
want, maar, dus

Slide 21 - Quiz

Uit welke zinnen bestaat een nevenschikking?
A
hoofdzinnen en bijzinnen
B
alleen bijzinnen
C
bijzinnen en hoofdzinnen
D
alleen hoofdzinnen

Slide 22 - Quiz

Joost kreeg een nieuwe fiets, maar Piet moest het met een tweedehandsje doen.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 23 - Quiz

Ik houd van drop, dus je kunt me blij maken met kokindjes.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 24 - Quiz

Ik heb al mijn huiswerk gemaakt, hoewel ik gister geen zin had.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 25 - Quiz

Maken
Digitaal:
  • Test jezelf 1.7 af en op groen?
  • Test jezelf 2.7 maken.

Slide 26 - Slide

Vooruitblik


Verder met 3.7

Slide 27 - Slide

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek
  • je iPad (dicht)


Slide 28 - Slide

timer
10:00

Slide 29 - Slide

Planning
  • Leerdoelen 3.7
  • Klein testje
  • Werkmoment
  • Vooruitblik
Les 13

Slide 30 - Slide

Leerdoelen 3.7
  • Herkennen en gebruiken van de lijdende en bedrijvende vorm.
  • Ontleden van zinnen in de lijdende en bedrijvende vorm.

Slide 31 - Slide

In een lijdende zin voert het onderwerp de handeling uit.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

Bij warm weer worden er
veel ijsjes verkocht.
A
bedrijvende zin
B
lijdende zin

Slide 33 - Quiz

Juultje heeft haar kamer opgeruimd.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 34 - Quiz

Is jouw ijsje lekkerder dan mijn ijsje?
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 35 - Quiz

De verloren tas is gisteren opgehaald.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 36 - Quiz

Let hier op!






Worden bij onvoltooid, zijn bij voltooid.
tijd
Bedrijvende zin
Lijdende zin
ott
Peter kiest Bas.
Bas wordt gekozen (door Peter).
ovt
Peter koos Bas.
Bas werd gekozen (door Peter).
vtt
Peter heeft Bas gekozen.
Bas is gekozen (door Peter).
vvt
Peter had Bas gekozen.
Bas was gekozen (door Peter).

Slide 37 - Slide

Maken
Digitaal:
  • Test jezelf 1.7 en 2.7 af en op groen?
  • Test jezelf 3.7 maken.

Slide 38 - Slide

Vooruitblik

Les 1: vragen stellen, leren voor de toets

Les 2: de toets, neem je leesboek mee

Slide 39 - Slide