hoofdstuk 5 FICTIE

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

    Welkom bij Nederlands

KLAS 4TB

                      4 taalvaardigheden

                 schrijven

          lezen

                spreken

                  luisteren

schrijven

In klas 4:

• zakelijke brief en e-mail
• artikel 
• verslag

Bij alle onderdelen wordt gekeken naar de spelling.

lezen

• begrijpend lezen 
• samenvatten
• advertentie
  

spreken

• presenteren
• discussie
• debat

luisteren

• kijk- luistertoets
• luisteren naar een     presentatie

Doel van de les

Ik weet wat de bedoeling is van FICTIE. 

Ik ken de belangrijkste kenmerken van FICTIE.

Wanneer moet ik deze kennis toepassen?

Je krijgt per volgende week een film te zien.

Als de film is afgelopen, volgt er een toets (Handelingsopdracht) waarin je laat zien dat je de begrippen uit dit hoofdstuk kunt toepassen.

HOOFDSTUK 5  

B-boek    blz. 32      

          FICTIE

                                                               

 genre

GENRE = VERHAALSOORT

avontuur/ actie

historische 

oorlogs

psychologisch

science fiction (sf)

genre? 

genre?

genre?

genre?

De bedoeling van fictie (blz. 38)

• meeleven met personages
• nadenken over de wereld/ zichzelf
• nadenken over het onderwerp
• genieten van de schrijf/ filmstijl
• ontspanning

5.3 BEGRIPPEN blz. 46

-GENRE                                      -PERSPECTIEF

-TIJD                                           -MENING EN ARGUMENT

-EIND                                          -ONDERWERP EN THEMA

-PERSONAGES

Deze begrippen moet je kunnen toepassen tijdens de toets over een film

Tijd

• Wel/ niet chronologisch 
• Voorgeschiedenis 
• In welke periode speelt het zich af? 
• Hoe lang duurt het verhaal?

EIND

• OPEN EINDE - einde zelf invullen (bv. een cliffhanger)
• GESLOTEN EINDE - verhaalprobleem is opgelost

Personages

Hoofdpersoon:

 Je weet wat hij/zij denkt.

Je weet wat hij/zij voelt,

Hoofdpersoon is een round character.

Bijpersoon: flat character, een typetje.

personages

hoofdpersoon	bijpersoon
Je komt te weten wat hij/zij denkt en voelt	Je krijgt veel minder informatie. Geen gedachten en gevoelens.
round characters; Hij/ zij maakt een karakterontwikkeling door.	flat characters; Hij/ zij verandert niet en is voorspelbaar.

Vier soorten argumenten bij je mening over een boek of film.

1. realistische argumenten: vind je wat er verteld wordt geloofwaardig?
   
2. emotieve argumenten: grijpt het verhaal je aan en leef je mee met de personages?
   
3. morele argumenten: ben je het eens met de overtuigingen en ideeën in het boek?
4. argument over de opbouw: zit het goed in elkaar?

Bekijk het fragment uit de film "The Impossible"

Geef je mening over dit fragment en maak daarbij gebruik van twee argumenten.

Perspectief (vertelstandpunt) blz. 55

1. Ik-perspectief (eerste persoon)
2. Hij/zij-perspectief (derde persoon)
3. Wisselend perspectief

Wat is een recensie?

Lees de recensie over Eleanor & Park op blz. 60

maken opdr 15 blz. 61

Eerder klaar? Zoek een recensie over je eigen leesboek.

1. Bij fictie is altijd alles verzonnen.

1. waar
2. niet waar

2. Wat is het genre van "Kruistocht in Spijkerbroek?"

1. psychologische roman
2. historische roman
3. liefdesroman
4. science fiction

3. Wat is het genre?

1. psychologische roman
2. oorlogsroman
3. avonturenroman
4. liefdesroman

4. Wat is het genre?

1. avonturenroman
2. psychologische roman
3. science fiction
4. historische roman

5. Wat is chronologisch?

1. vandaag- gisteren - morgen
2. morgen- gisteren - vandaag
3. morgen- overmorgen- gisteren
4. gisteren - vandaag - morgen

6. Als je niet weet hoe het verhaal afloopt, spreek je van een ....

1. open einde
2. gesloten einde

7. Wat is een cliffhanger?

1. een open einde
2. een gesloten einde

8. Een persoon die je goed leert kennen heeft een ....

1. round character
2. flat character

9. Willy Wortel is een ...

1. round character
2. flat character

10. Wat is het genre?

1. psychologisch
2. science fiction
3. historisch
4. liefde

11. In een chronologisch boek zitten geen flash-backs.

1. waar
2. niet waar

12. Een boek met een cliffhanger heeft een gesloten einde.

1. waar
2. niet waar

13 Een bijpersoon heeft een round character.

1. waar
2. niet waar

14. Ik dacht: waarom kijkt hij me zo aan?
Wat is het perspectief?

1. ik-perspectief
2. hij-perspectief

15. Wat is een wisselend perspectief?

1. Je wisselt van IK- naar HIJ/ ZIJ-perspectief.
2. Je wisselt van hoofdpersoon.
3. Je wisselt van HIJ/ZIJ- naar IK-perspectief.

16. "Het verhaal zit goed in elkaar."
Dit is een ........ argument.

1. emotief argument
2. realistisch argument
3. argument over de opbouw
4. moreel argument

17. "Het verhaal komt heel echt op me over."
Dit is een ........ argument.

1. emotief argument
2. realistisch argument
3. argument over de opbouw
4. moreel argument

5.4 GEDICHTEN

BLZ. 120

beeldspraak

Finse meisjes zeggen zelden gedag

maar zijn niet verlegen of arrogant

je hebt alleen een beitel nodig

om dichterbij te komen

Kira Wuck

Soort beeldpraak: vergelijking

Die glimlach van je,

alsof een parkiet

over je gezicht klimt.

Peter Verhelst

metafoor

Je moet zelf invullen waar het beeld naar verwijst.

Ik was zo'n steentje

in jouw schoen.

personificatie

Iets wat levenloos is, krijgt eigenschappen van iets dat leeft.

De wind klom langzaam het huis in.

Aan de slag

mk. opdr 4 t/m 6 blz. 120-122

afspraken over FICTIE

• vrijdag: leesboek mee
• toets over FICTIE: 28 oktober
• start presentaties: 31 oktober

DOEL VAN DE LES

JE BEREIDT JE VOOR OP DE TOETS FICTIE

VAN MAANDAG 28 OKTOBER

EN...

WE DOEN EEN QUIZ