Biologie - 7 Allemaal anders

BVJ
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BVJ

Slide 1 - Slide

Absentie + Huiswerk bespreken
Planning:

Slide 2 - Slide

Planning 
Absentie
Huiswerk bs. 6 vragen
 Uitleg bs. 7 Allemaal anders
Afsluiting 

Thema 1  
Planten en dieren
Les 7   
Allemaal anders

Slide 3 - Slide

Landdieren

Slide 4 - Slide

Aanpassing
In afbeelding 1 zie je een ijsbeer. IJsberen leven in het noorden, waar het koud is. Een ijsbeer heeft daarom een dikke vacht. Zijn dikke vacht is een aanpassing.
IJsberen hebben scherpe klauwen. Daarmee kunnen ze prooidieren vangen. Ook kunnen ze zich heel goed verdedigen met hun klauwen. De klauwen van een ijsbeer zijn aanpassingen aan zijn manier van leven. De meeste dieren en planten hebben aanpassingen. Door die aanpassingen kunnen ze zich goed bewegen, voeden of verdedigen.

Slide 5 - Slide

IJsberen zijn op veel manieren aangepast aan hun omgeving. Dat zie in afbeelding 2.
Vul de zinnen in afbeelding 2 aan. (volgende sheet) 
Kies uit de volgende woorden:
  • dikke vacht
  • kleine oren
  • lange neus
  • ruwe kussentjes
  • scherpe klauwen
  • scherpe tanden
  • stevige poten
  • vetlaag 
  • vette vacht
  • witte vacht
  • zwaar skelet

Slide 6 - Slide

dikke vacht
kleine oren
lange neus
ruwe kussentjes
scherpe klauwen
scherpe tanden
stevige poten
vetlaag
vette vacht
witte vacht
zwaar skelet

Slide 7 - Drag question

Waterdieren

Slide 8 - Slide

Een snoek is op veel manieren aangepast aan het leven in het water. Dit zie je in afbeelding 4.
Vul de zinnen in afbeelding 4 aan.  (andere sheet)
Kies uit de volgende woorden:
  • gestroomlijnd lichaam
  • kieuwen
  • slijm
  • staartvin
  • vin

Slide 9 - Slide

gestroomlijnd lichaam
kieuwen
slijm
staart vin
vin

Slide 10 - Drag question

Waterdieren
Dieren die in het water leven, hebben andere aanpassingen dan dieren die op het land. Vissen zijn dieren die in het water leven. Ze hebben vinnen en kieuwen. Met de vinnen kunnen ze zich goed bewegen in het water. Met de kieuwen kunnen ze zuurstof uit het water halen.

Bij vissen gaan de kop, lijf en staart in elkaar over. Ze  vormen een geheel. Deze lichaamsvorm noem je gestroomlijnd. In afbeelding 3 zie je waterdieren die gestroomlijnd zijn. Door deze lichaamsvorm kunnen ze gemakkelijk door het water zwemmen.

Slide 11 - Slide

Landplanten
ook landplanten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving. In afbeelding 5 zie je twee landplanten. De ene leeft in een droge omgeving. De andere plant leeft in een natte omgeving. Beide planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving.
planten in een droge omgeving hebben vaak kleine bladeren en veel wortels (zie afbeelding 5.1). De wortels zijn nodig om voldoende water op te nemen. Een plant in een natte omgeving heeft minder wortels nodig. (zie afbeelding 5.2)

Slide 12 - Slide

Aanpassingen van planten
Wat valt je op?
Aanpassingen
Veranderingen waardoor je beter in een omgeving kunt leven

Slide 13 - Slide

Kies het juiste woord.
Landplanten in een droge omgeving hebben?
A
grote, platte bladeren
B
kleine, dikke bladeren

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste woord.
Landplanten in een natte omgeving hebben?
A
grote, platte bladeren
B
kleine, dikke bladeren

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste woord.
Landplanten in een natte omgeving hebben?
A
veel wortels
B
weinig wortels

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste woord.
Landplanten in een droge omgeving hebben?
A
meer wortels wortels nodig
B
minder wortels wortels nodig

Slide 17 - Quiz

Sleep de woorden in afbeelding 6 aan. (andere sheet)
Kies uit de volgende woorden:
dikke stengel - harde stekels - veel wortels
dikke stengel
harde stekels
veel wortels

Slide 18 - Drag question

Sleep de juiste wortel naar de cactus

Slide 19 - Drag question

Voeden
In afbeelding 7 zie je een mieren eter en een eekhoorn. Beide hebben aanpassingen voor het voedsel dat ze eten. De miereneter heeft een lange, dunne tong. Mieren blijven goed plakken aan die tong. De eekhoorn heeft vier scherpe tanden. Daarmee kan hij noten en zaden stuk bijten.

Slide 20 - Slide

Welke twee aanpassingen hebben te maken met het voedsel dat de dieren eten?
A
De haren op de huid van de eekhoorn
B
De lange, dunne tong van de miereneter.
C
De lange staart van de miereneter.
D
De scherpe tanden van de eekhoorn.

Slide 21 - Quiz

In afbeelding 8 zie je twee vissen.
Kijk naar hun bek.
Welke vis eet zijn voedsel vooral van de bodem?
baars of karper Welke aanpassing zie je op de foto
waardoor je dat denkt?

Slide 22 - Open question

Verdedigen
Veel planten en dieren hebben aanpassingen om zich te verdedigen. Daarvoor worden ze niet zo snel opgegeten. In afbeelding 9 en 10 zie je voorbeelden van verdediging. (volgende sheet)
Aan een braamstruik groeien bramen. Dieren  (en mensen) vinden bramen lekker. Om te voorkomen dat de bramen worden opgegeten, heeft een braamstruik  stekels. Daardoor is het moeilijker om de bramen te plukken.  Brandnetels hebben brandharen. Als je die aanraakt , gaat het jeuken of pijn doen. Dieren blijven daarom uit de buurt van deze planten e eten ze niet op.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Een egel verdedigt zich met stekels (zie afbeelding 10.1) Sommige dieren hebben een schutkleur.  Bijvoorbeeld een  gekko (zie afbeelding 10.2) Een schutkleur lijkt op de leefomgeving, Daardoor wordt het dier bijna ontzichtbaar.

Slide 25 - Slide

Een braamstruik beschermt zijn bramen tegen dieren en mensen met...............?

Slide 26 - Open question

Een brandnetel beschermt zichzelf met ...............?

Slide 27 - Open question

Een egel verdedig zich zich tegen roofdieren
met zijn ...............?

Slide 28 - Open question

Een gekko beschermt zichzelf met zijn ...............?

Slide 29 - Open question

Kijk naar de vlinder in afbeelding 11.
Hoe beschermt deze vlinder zich
tegen roofdieren??

Slide 30 - Open question

Samenhang
Maak de taken van Blz. 56 tot en met blz. 59
Doe dit in stilte (timer)

Heb je de taken niet af dan is het huiswerk
Als je de taken af hebt laat je dit aftekenen/zien.

timer
10:00

Slide 31 - Slide