Herhalen P1 t/m 5

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
1 / 31
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 31 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Deze les
Leesvaardigheid P1 t/m P5

Aan het eind van de les:
  • weet je wat de toetsstof is;
  • heb je geoefend met de toetsstof.

Slide 4 - Slide

P1: Herhalen klas 1 en 2

Slide 5 - Slide

Theorie klas 2
  • Onderwerp en hoofdgedachte
  • Inleiding, middenstuk en slot 
  • Tekstverbanden (10) en signaalwoorden
  • Feit, mening en argument
  • Hoofd- en bijzaken 



Slide 6 - Slide

P2: Inleiding en slot

Slide 7 - Slide

Inleiding (1)
De inleiding van een tekst heeft twee functies: 
  1. de lezer nieuwsgierig maken 
  2. onderwerp introduceren

Inleiding kan uit één of twee alinea's bestaan, soms zelfs meer.

Slide 8 - Slide

Inleiding (1)
Aan het begin van de inleiding probeert de schrijver de lezer nieuwsgierig te maken met een of meer aandachtstrekkers:
  • iets uit de actualiteit;
  • iets uit de geschiedenis;
  • een voorbeeld, zoals een anekdote of een eigen ervaring;
  • iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is;
  • de aanleiding voor het schrijven van de tekst;
  • tot de verbeelding sprekende cijfers rondom een probleem.

Slide 9 - Slide

Inleiding (2)
Vervolgens introduceert de schrijver in een volgende alinea het onderwerp door:
  • een hoofdvraag en eventueel deelvragen over een verschijnsel te stellen;
  • zijn standpunt te geven;
  • een probleem te formuleren door middel van een probleemstelling.

Slide 10 - Slide

Slot
Het slot van een tekst kan uit een of meer alinea's bestaan. 
  • Bevat vaak de hoofdgedachte van de tekst (het antwoord op de hoofdvraag, een herhaling van het standpunt of de oplossing voor het probleem)
  • Vaak is de hoofdgedachte een conclusie of een samenvatting. Eventueel aangevuld met een aanbeveling (advies) of een toekomstverwachting.
  • Signaalwoorden: daarom, kortom, al met al, dus 
  • Soms sluit het slot aan bij de inleiding, zodat de tekst mooi 'rond' is.

Slide 11 - Slide

P3 en 4: Argumentatie

Slide 12 - Slide

P3 Lezen - Argumentatie (1)

Enkelvoudige argumentatie: een schrijver onderbouwt zijn mening met een argument. 

                                               mening
                                                     ↑
                                             argument

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

P3 Lezen - Argumentatie (1)

Nevenschikkende argumentatie: een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.

                                          mening
                                               ↑
                      argument 1 ↔ argument 2

Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring (1) en ze kan goed met kinderen omgaan (2).

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

P3 Lezen - Argumentatie (1)

Onderschikkende argumentatie: een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Oftewel: het ene argument ondersteunt een ander argument.

                                 mening
                                      ↑
                               argument
                                       ↑
                               argument

Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de week en je komt al niet uit met je zakgeld.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

P4 - Tegenargument en weerlegging

In een betogende tekst wil de schrijver de lezer overtuigen van zijn standpunt. Dit kan hij doen door zijn standpunt met argumenten te onderbouwen. Een schrijver kan zijn lezer ook overtuigen door te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt of een van zijn argumenten niet klopt. Dit noemen we weerleggen of ontkrachten van een tegenargument.



Slide 19 - Slide

P4 - Tegenargument en weerlegging

In een betogende tekst wil de schrijver de lezer overtuigen van zijn standpunt. Dit kan hij doen door zijn standpunt met argumenten te onderbouwen. Een schrijver kan zijn lezer ook overtuigen door te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt of een van zijn argumenten niet klopt. Dit noemen we weerleggen of ontkrachten van een tegenargument.

Met een weerlegging ontkracht je een argument of tegenargument.
Deze worden vaak aangekondigd met een signaalwoorden daarentegen, hoewel, echter, maar, toch, ......

Zie voorbeeld in het boek op blz. 25.

Slide 20 - Slide

P4 - Tegenargument en weerlegging

Kortom:
  • Met een tegenargument ontkracht je een standpunt.
  • Met een weerlegging ontkracht je een (tegen)argument.

Slide 21 - Slide

P5: Vaste tekststructuren

Slide 22 - Slide

P5 - Vaste tekststructuren
Vaste indeling:

Inleiding
Middenstuk
Slot
- argumentatiestructuur
- aspectenstructuur
- probleem-oplossingsstructuur
- verklaringsstructuur
- verleden-heden(-toekomst)structuur
- voor- en nadelenstructuur
- vraag-antwoordstructuur

Slide 23 - Slide

Argumentatiestructuur 
Inleiding
Middenstuk
Slot
standpunt (evt. als vraag)
argument voor het standpunt
conclusie: herhaling van het standpunt 
tegenargumenten (evt. met weerlegging)
(of beantwoording vd vraag)
Dit vind ik en dit is mijn argument!
Doel: overtuigen

Slide 24 - Slide

Aspectenstructuur 
Inleiding
Middenstuk
Slot
introductie onderwerp
diverse aspecten (onderdelen) van het onderwerp
samenvatting (soms)
Doel: informeren

Slide 25 - Slide

Probleem-oplossing structuur 
Inleiding
Middenstuk
Slot
probleem
gevolgen (waardoor is het een probleem?)
oorzaken
oplossing
de beste oplossing
Opiniëren

Slide 26 - Slide

Verklaringsstructuur 
Doel: informeren
Inleiding
Middenstuk
Slot
bepaald verschijnsel
kenmerken / voorbeelden / verklaringen / oorzaak / redenen 
samenvatting 
of conclusie (soms)

Slide 27 - Slide

Verleden-heden(-toekomst) structuur 
Inleiding
Middenstuk
Slot
onderwerp
situatie vroeger
situatie nu
conclusie
of voorspelling over de situatie in de toekomst
Informeren
Opiniëren

Slide 28 - Slide

Voor- en nadelenstructuur 
Inleiding
Middenstuk
Slot
vraag of standpunt / stelling
voor- en nadelen
afweging en conclusie
Opiniëren

Slide 29 - Slide

Vraag-antwoord structuur 
Inleiding
Middenstuk
Slot
Vraag
Antwoord(en)
Samenvatting
of conclusie
Informeren
Soms opiniëren

Slide 30 - Slide

Aan de slag!
Cursus 1 - Leesvaardigheid  P1 t/m P5

Oefenen voor de toets:
  • maak een samenvatting
  • oefen extra via NN Online
  • maak de oefenteksten 

timer
25:00

Slide 31 - Slide