Lektion 4: Stundenplan_beschreiben_Übung

Uhrzeiten - Kloktijden (1/2)
Uhr betekent uur, wanneer je de tijd zegt: Es ist zwei Uhr.
Die Uhr betekent ook de klok, het horloge
eine Stunde = 60 minuten (de gemeten tijd) 
Es dauert eine Stunde. 

1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Uhrzeiten - Kloktijden (1/2)
Uhr betekent uur, wanneer je de tijd zegt: Es ist zwei Uhr.
Die Uhr betekent ook de klok, het horloge
eine Stunde = 60 minuten (de gemeten tijd) 
Es dauert eine Stunde. 

Slide 1 - Slide

Uhrzeiten - Kloktijden (2/2)
Es ist zwei Uhr.  
Es ist halb zwei. 
Es ist Viertel vor zwei
Es ist Viertel nach zwei. 
Es ist fünf / zehn vor (halb) zwei. 
Es ist fünf / zehn nach (halb) zwei. 

Slide 2 - Slide

Uhrzeiten - Kloktijden (2/2)
Es ist zwei Uhr.  (heel)
Es ist halb zwei. (half)
Es ist Viertel vor zwei. (kwart voor)
Es ist Viertel nach zwei. (kwart over)
Es ist fünf / zehn vor (halb) zwei. (5 / 10 voor (half))
Es ist fünf / zehn nach (halb) zwei. (5 / 10 naar (half))

Slide 3 - Slide

Het is drie uur.

Slide 4 - Open question

Het is half vier.

Slide 5 - Open question

Het is kwart voor vier.

Slide 6 - Open question

Het is half één.

Slide 7 - Open question

Het is kwart over twaalf.

Slide 8 - Open question

Het is tien voor half vijf.

Slide 9 - Open question

Het is tien over half zes.

Slide 10 - Open question

Schulfächer
Nederlands - Niederländisch            Scheikunde - Chemie
Engels - Englisch                                     Godsdienst - Religion
Frans - Französisch                                Beeldend - Kunst
Duits - Deutsch                                         Muziek - Musik
Latijn - Latein                                             Gym / sport - Sport
Wiskunde - Mathematik                        Aardrijkskunde - Erdkunde
Natuurkunde - Physik                            Geschiedenis - Geschichte
Biologie - Biologie

Slide 11 - Slide

den Stundenplan beschreiben
de uren in je rooster: 'die Stunde' - meervoud: 'die Stunden'
Die erste Stunde habe ich Biologie. --> Het eerste uur (blok) heb ik biologie.
Eine Stunde dauert 45 Minuten. --> Een uur duurt 45 minuten.
Am Montag habe ich die zweite Stunde Erdkunde. --> Op maandag heb ik het tweede uur (blok) aardrijkskunde. 

Slide 12 - Slide

Wat moet je nog meer weten?
Dagen van de week: Montag, Dienstag, Mittwoch, Donnerstag, Freitag, Samstag, Sonntag. (Op maandag... Am Montag)
Getallen en rangtelwoorden:
eins, zwei, drei, vier, fünf, sechs, sieben, acht, neun, zehn.
Die erste Stunde:
erste, zweite, dritte, vierte, fünfte, sechste, siebte, achte, neunte, zehnte

Slide 13 - Slide

Het eerste uur heb ik biologie.

Slide 14 - Open question

Het derde uur heb ik aardrijkskunde.

Slide 15 - Open question

Op vrijdag heb ik het derde uur Duits.

Slide 16 - Open question

Op woensdag heb ik zes uur.

Slide 17 - Open question

Tijden, vragen...
Om een gesprek over het rooster te kunnen voeren, moet je ook vragen kunnen stellen en de (digitale) tijden kunnen zeggen:
Leer deze vragen:
Wieviele Stunden hast du am Donnerstag?
Wie spät beginnt die fünfte Stunde?
Was haben wir am Dienstag um 11.30 Uhr? (elf Uhr dreißig)
Wann beginnt der Unterricht? 

Slide 18 - Slide

Vraag hoe laat het onderwijs begint.

Slide 19 - Open question

Vraag hoeveel lessen we op vrijdag hebben.

Slide 20 - Open question

Beantwoord de vraag hoeveel lessen we op vrijdag hebben. (6 - in een hele zin)

Slide 21 - Open question

Vraag hoe laat het derde uur begint.

Slide 22 - Open question

Zeg dat het derde uur om 10.30 uur begint.

Slide 23 - Open question

Zeg dat het vierde uur om 11.15 uur begint.

Slide 24 - Open question