Dinsdag 11 juli 2023

Dinsdag 11 juli 2023
08.30 - 09.20 uur 
woordenschat thema 
12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.20 - 10.10 uur 
disk - zelfstandig werken
12.40 - 13.30 uur 
Padel

10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur
Padel
10.30  - 11.20  uur  
disk taak 5 - vakantiebaantje
11.30 - 12.10 uur
Engels



1 / 25
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Dinsdag 11 juli 2023
08.30 - 09.20 uur 
woordenschat thema 
12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.20 - 10.10 uur 
disk - zelfstandig werken
12.40 - 13.30 uur 
Padel

10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur
Padel
10.30  - 11.20  uur  
disk taak 5 - vakantiebaantje
11.30 - 12.10 uur
Engels



Slide 1 - Slide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Vakantie.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 2 - Slide

de plek
(zelfstandig naamwoord (znw)
  •  de plaats, de ruimte
  • waar je bent, zit of staat, waar je iets doet, waar je naar toe gaat
  •  een wond(je) op je lichaam
  • Zin : Mijn oma heeft een vaste plek op de bank.
  • Zin : Het Nederlandse voetbalteam staat op de eerste plek.
  • Zin : De plek op mijn arm doet pijn.

Slide 3 - Slide

ongemakkelijk
(bijvoeglijk naamwoord (bvn)
  • gevoel/sfeer die niet prettig is/niet fijn/niet oké 
  • let op! gemakkelijk betekent: 'iets dat je niet moeilijk vindt,            (heeft niet te maken met  prettig, fijn) 
  • Zin: Al die ruzies in de klas voelen heel ongemakkelijk.
  • Zin: Ik ben bang dat ze mij niet aardig vinden, ik voel mij daarbij ongemakkelijk.

Slide 4 - Slide

de weekendtas
(zelfstandig naamwoord znw)
  • een grote tas die je meeneemt als je een paar dagen weggaat. Niet alleen voor zaterdag en zondag (het weekend)
  • met daarin: kleding, toiletspullen, oplader, ........,..........
  • geen koffer
  • Zin: Ik ga een paar dagen logeren bij mijn familie, ik heb een weekendtas nodig.  
  • Zin: In mijn weekendtas zitten schone kleren, mijn pyjama en mijn tandenborstel. 

Slide 5 - Slide

voorbereiden
(scheidbaar werkwoord)
  • zorgen dat je van te voren regelt wat nodig is om iets wat gebeuren moet
  • synoniem: van te voren (vooraf) regelen
  • werkwoord: ik bereid voor, ik bereidde voor, ik heb voorbereid 
  • Zin: Ik heb de vakantie goed voorbereid, nu kan ik rustig vertrekken.
  • Zin: Ik bereid mijn toets goed voor, dan moet het goed gaan!

Slide 6 - Slide

vanzelf
  • uit zichzelf, moeiteloos, automatisch
  • zonder er iets voor te doen, het gebeurt zomaar
  • geen invloed/geen hulp van buitenaf
  • Zin: Het boek viel vanzelf uit de kast, ik weet niet hoe het komt.
  • Zin: Een taal leren gaat niet vanzelf.

Slide 7 - Slide

In welke zin lees je de betekenis van
ongemakkelijk?
A
Ik heb veel plezier met mijn vrienden.
B
Ik vind het fijn om in de klas te zijn.
C
Door al die ruzies werd het heel ongezellig.
D
Ik vind de woorden niet gemakkelijk.

Slide 8 - Quiz

Wat is de betekenis van
de plek
A
hoe iets gebeurt
B
de plaats waar iets gebeurt
C
met wie je samen bent geweest
D
de tijd wanneer iets gebeurt

Slide 9 - Quiz

Wanneer neem je een weekendtas mee?

A
Als je twee weken op vakantie gaat.
B
Als je een dag naar Amsterdam gaat.
C
Als je een paar dagen op vakantie gaat.
D
Als je naar school gaat.

Slide 10 - Quiz

Vanzelf betekent?

A
iets wat gebeurt als je iets doet
B
je moet ergens veel moeite voor doen
C
zonder er moeite voor hoeven doen
D
kost heel veel moeite

Slide 11 - Quiz

Voorbereiden betekent dat je

A
je zaken vergeten bent.
B
je zaken goed vooraf regelt.
C
dat je het eten bereidt.
D
je zaken te laat regelt.

Slide 12 - Quiz

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 13 - Slide

Door de kwallenbeet had ik een pijnlijke ............op mijn been.

Slide 14 - Open question

Ik voel mij .......... als ik ergens ben waar ik niemand ken.

Slide 15 - Open question

Jullie moeten je altijd goed ....... als je een toets hebt. Dan haal je een goed resultaat.

Slide 16 - Open question

Een goed resultaat voor je toets halen gaat niet.......
Je moet het altijd voorbereiden.

Slide 17 - Open question

Ik heb een zwarte ...................., daarin zitten de spullen die ik nodig heb als ik ga logeren.

Slide 18 - Open question

Opdracht: raad het woord
  • Kies allemaal een woord van de lijst (mag van alle woorden uit het thema): in je hoofd, stil!
  • Als je naam op het rad tevoorschijn komt noem je de betekenis van jouw woord.
  • Wie weet als eerste het juiste woord?    

Slide 19 - Slide

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema  Vakantie.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 20 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
20:00

Slide 21 - Slide

taak disk

Slide 22 - Slide

Engels

Slide 23 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 24 - Slide

padel

Slide 25 - Slide