Overhoor les
1 / 29
Lesson duration is: 15 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Vertaal "l'école"
A
de school
B
de klas
C
de leerling
D
de scholen
Slide 5 - Quiz
Vertaal "de leraar/de lerares"
A
le prof
B
la prof
Slide 6 - Quiz
Maak de zin af: midi
A
12 uur 's middags
B
de avond
C
de middag
D
de ochtend
Slide 7 - Quiz
Vertaal "lundi et vendredi"
A
dinsdag en maandag
B
maandag en vrijdag
C
vrijdag en dinsdag
D
donderdag en zondag
Slide 8 - Quiz
Maak de zin af "C'est une __ trop petite".
A
trousse
B
je finis
C
le néerlandais
D
chambre
Slide 9 - Quiz
Welke 2 woorden drukken iets positiefs uit?
A
paresseux/paresseuse
B
bon/bonne
C
formidable
D
détester
Slide 10 - Quiz
Traduit: In welke klas zit jij?
Slide 11 - Open question
Zeg "Vrijdag heb ik Engels en biologie.
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Je .... très fort en anglais.
A
es
B
est
C
suis
D
sommes
Slide 15 - Quiz
Ma mère .... super!
A
sommes
B
sont
C
es
D
est
Slide 16 - Quiz
La plage à Miami ... belle.
A
sont
B
suis
C
es
D
est
Slide 17 - Quiz
Men is
Zij zijn
Zij zijn
A
je suis
B
on est
C
ils sont
D
il est
Slide 18 - Quiz
suis
es
est
sommes
êtes
sont
Je
Tu
Elle
Nous
Vous
Ils
Slide 19 - Drag question
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
ils (avoir)
A
ont
B
avoir
C
sont
D
a
Slide 22 - Quiz
Tu ________ (avoir)
Slide 23 - Open question
Monsieur, vous (avoir)
Slide 24 - Open question
Il est huit heures et quart.
A
Het is 8 uur.
B
Het is 10 over 8.
C
Het is kwart over 8.
D
Het is kwart voor 8.
Slide 25 - Quiz
Het is half negen.
Il est....
Il est....
A
neuf heures.
B
neuf heures et demie.
C
huit heures et quart.
D
huit heures et demie.
Slide 26 - Quiz
Comment on traduit "Het is twee uur".
A
Il est trois heures
B
Il est deux heures
Slide 27 - Quiz
Il est cinq heures et demie.
A
Het is half 5.
B
Het is 5 uur.
C
Het is kwart over 5.
D
Het is half 6.
