ABR6 02.06.2025

Welkom!
02.06.2025
1 / 18
next
Slide 1: Slide
AndersMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Welkom!
02.06.2025

Slide 1 - Slide

Planning
  • Inloop: extra leestekst A2
  • Herhalen grammatica 3.2 (omdat/als)
  • Eindeloos schrijven
  • Eindeloos spreken
  • (Nieuws)

Slide 2 - Slide

Terugblik
  • Bespreken HW (omdat/als) werkblad 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Extra leestekst
  • A2 thema 8 ''De gemeente''

Slide 5 - Slide

Herhaling omdat/als

Slide 6 - Slide

omdat/als

Slide 7 - Mind map

Herhaling omdat/als
  • Bekijk de video (3.2)

Slide 8 - Slide

3.2
  • Je kunt zinnen maken met 2 hoofdzinnen
  • Na de woorden en, want, maar, dus en of komt er een hoofdzin. 
  • Voorbeeld: Ik heb het koud, want het sneeuwt.
  • Voorbeeld: Tom is vrij, dus hij gaat naar huis. 
  • Je ziet: het eerste werkwoord staat op de tweede plaats

Slide 9 - Slide

3.2
  • Je kunt ook een zin maken met een hoofdzin en bijzin.
  • Na de woorden omdat en als komt er een bijzin. 
  • Voorbeeld: Ik drink water, omdat ik dorst heb. 
  • Voorbeeld: Mariam eet een broodje als ze honger heeft.
  • Bij omdat en als staan de werkwoorden achteraan in de zin. 

Slide 10 - Slide

3.2
Omdat, want en als:
Omdat/want: 
-Betekent hetzelfde als want, maar de woordvolgorde in de zin is anders.
- Met omdat geef je een reden (antwoord op de vraag ''waarom'')
- Met omdat mag je een nieuwe zin beginnen, met want niet. Want gebruik je alleen ''in het midden van de zin''.
Als:
- Als gebruik je bij ''wanneer''. Je geeft een tijd aan. 


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Herhaling omdat/als
  • A tot zin 4.11/4.12 
  • Werkbladen 4.11/4.12

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Eindeloos spreken
  • Blz. 19 + 20
  • Klaar? Bespreek in tweetallen je antwoorden
  • Klassikaal bespreken 

Slide 15 - Slide

Eindeloos schrijven
  • Blz. 31 + 32
  • Bespreken 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Spel
Geen ja/geen nee/geen ''eh''
  • (Voorbereiding: noteer een aantal vragen als hulpmiddel)
  • Cursist A: Stelt vragen
  • Cursist B: Geeft antwoord
  • Cursist B: Mag geen ja/nee/eh zeggen
  • Zegt cursist B het toch? AF! 
  • Draai de rollen

Slide 18 - Slide